| |
Z.E. de Kard. Petrus Lambertus Goossens,
Aartsbisschop van Mechelen,
Vader der Belgische werklieden.
(Vervolg en Slot.)
Wat Zijne Eminentie over de maatschappelijke kwestie denkt.
De aandacht van een ieder is op de maatschappelijke kwestie gevestigd. ‘Er bestaat, zegt de Paus in zijne Encycliek, geen enkel vraagpunt, dat de geesten zoo geweldig boeit als de werkmanskwestie.’
Het is belangrijk, over die moeielijke en netelige kwestie het gedacht te kennen van hooggeplaatste, geleerde personen: zij zijn beter in staat om den huidigen toestand te beoordeelen en oefenen door hun gezag eenen wezenlijken invloed uit op den gang der zaken.
Is er iemand in België, die eenen zoo grooten zedelijken invloed geniet als de Aartsbisschop van Mechelen? Hij is het hoofd der Bisschoppen; Zijn bisdom een van de aanzienlijkste der wereld, bestaat uit het bijzonderste deel van het land, er zijn meer dan 1,807,000 inwoners; vijftienhonderd priesters, die hem beminnen en gehoorzamen, vertegenwoordigen hem in alle steden en dorpen.
Zonder te spreken van de Universiteit van Leuven, eene stichting der Bisschoppen, zonder te spreken van het Groot Seminarie waar de priesters gevormd worden, staan er onder leiding van den kardinaal 21 gestichten van middelbaar onderwijs voor jongelieden met meer dan 6000 studenten.
Wij laten onvermeld de menigvuldige scholen van kloosterzusters, de vrije scholen van lager onderwijs. In alle steden, in alle volkrijke plaatsen bestaan er bloeiende werkmanskringen, waar het woord van den Kardinaal met eerbied wordt aanhoord.
Zeer groot is dus de invloed van den Kardinaal Goossens en het is uiterst gewichtig te weten welke zijne opvatting is van de maat schappelijke kwestie.
de kathedraal van mechelen
| |
| |
jozef voor koning pharao, naar de schilderij van harold speed.
| |
| |
processie op h.-sacramentsdag, naar de schilderij van paul schad.
| |
| |
altaar van o.l. v. van hanswijck te mechelen.
Meermalen heeft hij dit punt moeten behandelen, doch hij heeft zijne zienswijze bijzonder doen kennen in zijne aanspraak aan de Zeer E.E. H.H. Dekens den 23 April 1894. Wanneer de Aartsbisschop zijne dekens bijeenroept, dan heeft hij over gewichtige zaken te handelen. Ditmaal wilde hij hun spreken over de moeilijkheden van den huidigen toestand en aan zijne verkleefde medewerkers eene eenvoudige en practische verklaring geven van den merkweerdigen omzendbrief van Leo XIII over het lot der werklieden. De Kardinaal sprak met het oog op den toestand van België, van het aartsbisdom van Mechelen. Hij heeft zooveel belang aan die redevoering gehecht dat hij ze in een boek heeft uitgegeven, hetwelk hij aan al de priesters van zijn bisdom heeft geschonken. De dagbladen hebben met den grootsten lof over die redevoering gesproken. ‘Als men de aanspraak van den Aartsbisschop gelezen heeft, zegde een Brusselsch blad, dan weet men wat men moet doen en hoe men moet doen.’ Le Monde, een groot katholiek dagblad van Parijs, schreef: ‘Het woord van den kardinaal Goossens zal, èn in België èn in Frankrijk, nieuwe kracht, nieuwen iever geven aan de katholieken, die de volkszaak genegen zijn.’ De Moniteur de Rome noemde die aanspraak: een meesterlijk stuk geheel doordrongen van de zuivere leer van het Evangelie. Leo XIII heeft aan zijne Eminentie ter gelegenheid van deze aanspraak zijne beste gelukwenschen willen toesturen. Een kort overzicht zal dus voor onze lezers van belang zijn.
De hedendaagsche moeilijkheden verwonderen, ontmoedigen den kardinaal Goossens niet: altijd is er strijd geweest tusschen het goed en het kwaad, nihil sub sole novum. De groote dwaling, de groote kwaal van onzen tijd is het socialisme. In eene kernachtige taal doet zijne Eminentie het socialisme en zijne verwoestingen kennen. Daarna vraagt hij zich af hoe het komt, dat die leerstelsels, waar alle maatschappelijke orde door te niet moet, op zulke schrikwekkende wijze voortwoekeren. Anderen zijn bijzonder getroffen geweest door den stoffelijken toestand van den arbeid in onze eeuw. Die toestand is inderdaad gebrekkig. Zijne Eminentie ziet verder; volgens hem ligt de oorzaak van het kwaad in de ongodsdienstigheid en in de zinnelijke lusten. Men heeft het volk ongodsdienstig gemaakt en de bemiddelde standen hebben het schouwspel laten zien van een leven, dat niet anders dan genot en vermaak kent. In het laatste en bijzonderste deel van zijne voordracht ziet Monseigneur Goossens uit naar de redmiddelen; als richtsnoer neemt Hij den pauselijken wereldbrief. Hij trekt de aandacht op de bovennatuurlijke redmiddelen: ‘Vergeet niet, zegt hij, die op de eerste rij te zetten. Solutio omnium difficultatum Christus.’
Hoe waar! mochten allen de leer van Christus naleven, het leven zou een hemel worden.
De menschelijke hulpmiddelen moeten toch ook in het werk gesteld worden. In andere omstandigheden had de Kardinaal erkend de voordeelen van eene gematigde tusschenkomst van den Staat en welverdiende hulde gebracht aan het Belgisch gouvernement. Hier laat hij dit punt ter zijde en handelt alleen over de noodzakelijkheid en de voordeelen van de verschillende vereenigingen. Het ongeluk van den werkman ligt in de afzondering, in het alleenstaan. Hij beveelt dan aan den iever zijner priesters: de patroonschappen, de godvruchtige genootschappen, de maatschappijen van onderlingen bijstand, de genootschappen ter aansluiting bij de pensioenkas enz., maar vooral dringt hij er op aan degelijke vakvereenigingen te stichten. Daar is voor de groote nijverheidsteden, voor de volkrijke plaatsen het doelmatigste middel om het socialisme te bestrijden, om den volksstand te verheffen.
Den geest van vereeniging ten voordeele van het goede, van den vrede en het algemeen welzijn zou de kardinaal willen ontwikkeld zien, daarop stelt hij zijne vaste hoop.
Wordt dit voortreffelijk gedacht van den Kardinaal niet al meer en meer gesterkt door al degenen, die de oplossing der maatschappelijke vraagpunten nastreven? De werkmans-vereenigingen, de vakvereenigingen staan aan het hoofd van het programma der Belgische katholieken, door de vergadering van Mechelen vertegenwoordigd.
De Kardinaal eindigt zijne redevoering met de woorden van Nehemias, de puinen van Jerusalem herstellende: In nomine Domini! Surgamus et aedificemus. In den naam des Heeren! Laat ons opstaan en bouwen.
De Kardinaal Goossens had het recht dien oproep te doen: hij zelf geeft het voorbeeld van een onverpoosd, een doelmatig werken op maatschappelijk gebied.
| |
Algemeene werking.
Monseigneur Goossens beklom den aartsbisschoppelijken stoel den 24 Meert 1884. In den eerste was zijne aandacht bijzonder gevestigd op de ontwikkeling, de verbetering van het katholiek onderwijs. Zijn maatschappelijke werking begint in 1886. In de eerste vergadering der dekens, te Mechelen den 4en Mei gehouden, beval hij aan de geestelijken de patroonschappen voor jongelieden en noodigde hen allen uit, overal werkmansvereenigingen te stichten. Sinds heeft hij zich de werkmansbelangen al meer en meer aangetrokken en, gelijk hij het zelf zegde, een van de zoetste plichtvervullingen van zijn bisschoppelijk ambt is, door woorden en werken te toonen, dat hem niets nauwer aan het hert ligt dan het stoffelijk en zedelijk welzijn der arbeiders.
| |
De Encyclieken.
De Kardinaal, een vader voor zijne onderdanen, volgt met kinderlijke onderwerping de leiding van den Paus van Rome, van Leo XIII.
‘Aanhooren wij, zegde hij op het eerste congres van Mechelen, de lessen en de vermaningen van den apostolieken stoel met eerbied, volgen wij zijne raadgevingen met iever. Daar immers brandt het licht te midden der duisternissen, die maar al te dikwijls de wereld bedekken.’
In November 1890 had de Kardinaal zijn voornemen uitgedrukt, de katholieken andermaal te Mechelen te vereenigen om de christene belangen en vooral het maatschappelijk vraagstuk te bespreken.
Intusschen verscheen de wereldbrief over den toestand der werklieden. Het verschijnen van dien brief toonde hoe tijdig de onderneming van Zijne Eminentie was. Meer dan 2500 katholieken beantwoordden zijnen oproep. In al hunne besprekingen hadden zij den pauselijken brief voor oogen, ook heerschte er eendracht en werden degelijke beslissingen genomen.
De Encycliek gaf aanleiding tot vele redevoeringen; niet altijd werden de woorden van den Paus in denzelfden zin uitgelegd. De loonkwestie bijzonder werd vurig besproken. De Paus had gezegd: ‘boven den vrijen wil (van meesters en werklieden) bestaat altoos, verheven en grooter, de eisch van het natuurlijk recht, namelijk dat het werkloon niet ontoereikend mag zijn, om in het onderhoud van eenen zuinigen en eerzamen werkman te voorzien.’
Was daar sprake van stipte rechtveerdigheid, van het familieloon?
Zijne Eminentie stelde die vragen te Rome. Het antwoord werd gegeven door den geleerden kardinaal Zigliaria, het stelde wel is waar geen einde aan het geschil; niettemin de handelwijze van den kardinaal Goossens toonde welk belang hij stelde in de werkmanskwestie.
Er was veel aan gelegen dat de pauselijke onderwijzingen niet alleen door de geleerden, maar ook door de eenvoudigste werklieden gekend en begrepen werden. Om die reden namen de bisschoppen van België het besluit, ze aan de geloovigen voor te houden in het kort en derwijze samengevat, dat iedereen die verstaan kon. Dit voortreffelijk gedacht brachten zij ten uitvoer in den Vastenbrief van 1892.
Meer dan anderen moesten de priesters de Encycliek bestudeeren, onderzoeken en doorgronden, want het geldt het heil van ontelbare zielen. Om hun die taak te vergemakkelijken deed de Kardinaal Goossens den pauselijken brief aan de studenten van het Groot Seminarie uitleggen. Zij volgden met zooveel iever en vrucht de geleerde lessen van den Z.E. Heer Mierts, dat zijne Eminentie besloot eenen leergang van Staathuishoudkunde op te richten. De eerw. Heer Appelmans, door grondige studiën daartoe voorbereid, heeft dien leergang begonnen in October 1895. Om tot dit zelfde einde te komen, riep de Kardinaal zijne dekens te Mechelen bijeen om hun eene eenvoudige en practische verklaring te geven van den wereldbrief. Die merkweerdige aanspraak, gelijk wij gezegd hebben, werd aan alle priesters gezonden.
Wat meer is: in de 20 gestichten van middelbaar onderwijs moeten de professors van Rhetorica de Encycliek door hunne leerlingen doen lezen en er eenen eenvoudigen uitleg bijvoegen.
Aller aandacht is dan op de woorden van Leo XIII getrokken. Laat ons hopen dat het maatschappelijk vraagpunt vreedzaam zal opgelost worden, want zegt de H. Schrift: vir obediens loquetur victoriam.
| |
Congressen.
Allernuttigst zijn de algemeene vergaderingen der katholieken: zij zijn eene gelegenheid van wederzijdsche stichting, een prikkel, eene opwerking tot liefdadigheid en goede werken.
De Kardinaal Goossens was in de onmoge- | |
| |
lijkheid het Congres van maatschappelijke werken, te Luik in 1887 vereenigd, bij te wonen, maar als teeken van zijne belangstelling stuurde Hij in zijnen naam Monseigneur Gauthier.
Den 24 Mei 1889 hield Hij zelf eene vergadering der katholieke werken van het Aartsbisdom van Mechelen. De belangen van den werkman waren er niet vergeten. In zijne aanspraak bij de plechtige opening van het H.-Sacraments-Congres te Antwerpen in 1890, vond hij de gelegenheid de werkmanskwestie aan te raken. ‘Waar, zegde hij, een redmiddel gevonden voor de maatschappelijke kwaal? Nergens, noch bij de wetenschap, noch bij de vrijheid, noch bij de macht; de liefde alleen kan de maatschappij redden en die liefde vindt in het H. Sacrament des Autaars een vuur, dat nooit uitdooft en haar gedurig nieuwe krachten meedeelt.’ Dit zelfde jaar woonde hij het derde Congres van Luik bij en deed eene meesterlijke redevoering over de katholieke werken: ‘Werken wij allen gezamenlijk, riep hij uit om de puinen der maatschappij te herstellen, vereenigen wij edelmoedig onze pogingen, wedijveren wij onder elkaar in moed en liefde, alles met de hulp Gods, voor godsdienst en voor vaderland!’
De annalen van het Aartsbisdom zullen in gouden letters aanteekenen het groot Congres van Mechelen in 1891: al de landen van Europa, de Vereenigde Staten van Amerika waren vertegenwoordigd. Welke prachtige besprekingen! Welke doelmatige besluiten! Al de goede werken hebben den heilzamen invloed van dit Congres gevoeld. Er waren vijf afdeelingen, de afdeeling der sociale werken was misschien wel de bijzonderste, toch is het zeker dat hare vergaderingen het drukst werden bezocht en het ieverigst gevolgd.
| |
Vrede hersteld.
De maatschappelijke ontwikkeling, die thans geschiedt, is niet zonder gevaar. Wij hebben het in België ondervonden: betreurensweerdige oneenigheden deden zich op onder de katholieken.
De Paus zelf zag zich verplicht zijne stem te verheffen. Hij herinnerde aan de katholieken hunne plichten en legde aan de bisschoppen de heilige en heerlijke zending op, den vrede te herstellen.
Uitermate voorzichtig was het gedrag van den Kardinaal en van de bisschoppen in die moeilijke omstandigheden. In hunnen brief van 8 September 1895 deelden zij de bevelen van den Paus mede; aan dezen predikten zij de voorzichtigheid, aan genen vroegen zij krachtdadig mede te werken tot verbetering van den stoffelijken en zedelijken toestand der werklieden; ingewikkelde vraagstukken moesten voortaan niet meer in dagbladen, maar in tijdschriften, in boeken besproken worden. Zij kondigden ook hun besluit aan, priesters en wereldlijken eerst in elk bisdom, dan in algemeene vergadering te Mechelen te vereenigen om te onderzoeken welke maatregelen er dienden genomen te worden tot herstelling van den vrede.
Deze brief had den gewenschten uitslag: de gemoederen kwamen allengskens tot bedaren. De algemeene vergadering van 5 Meert ll. stelde, met eenparige stemmen, het sociaal programma der katholieken vast. Eenige valsche broeders alleen miskennen nog de vermaningen onzer Bischoppen.
| |
Werking ten voordeele van bijzondere klassen.
Voor de jeugd. De opleiding der jeugd heeft eenen allergrootsten invloed op den maatschappelijken toestand. Het ware dus hier wel de plaats te zeggen wat Zijne Eminentie voor het katholiek onderwijs heeft gedaan, doch wij willen alleen vermelden dat de Kardinaal in zijnen brief van 1 Meert 1892 aandrong bij de oversten der onderwijzende kloostergemeenten, den Catechismus in de moedertaal aan te leeren en de Vlaamsche taal al beter en beter te onderwijzen: ‘de maatschappelijke moeilijkheden, zegde hij, leggen ons dat op als plicht.’
In alle steden, in alle volkrijke plaatsen van het Aartsbisdom bestaan bloeiende patroonschappen. De Kardinaal verwaarloost geene gelegenheid om het nut, de noodzakelijkheid dier inrichtingen te doen uitschijnen. In zijnen brief van 4 Mei 1887 beval hij aan de dekens en pastoors middelen te beramen om de patroonschappen in getal en degelijkheid te doen aangroeien. Hij heeft willen weten hoeveel kinderen in elke parochie de Zondagsschool, de patronages bijwonen. Hij zelf is de patroonschappen gaan bezoeken te Brussel, te Antwerpen en elders. Zijn bezoek te Antwerpen staat ons nog levend in het geheugen. Al de jongelieden der patroonschappen van de stad - meer dan 3000 - waren met hunne bestierders, hunne meesters bijeengekomen in het schoon en ruim lokaal van den Burgerkring. Er was leven in de zaal! Toen de Kardinaal binnentrad werd hij zoo hartelijk, zoo geestdriftig toegejuicht, dat hij er waarlijk door getroffen was. ‘Wat schoon werk! Wat brave jongelieden!’ herhaalde hij meermalen.
| |
Voor de arme menschen.
Gedurende den schoolstrijd hebben hatelijke tegenstrevers, bijzonder in de groote steden, getracht de arme menschen te dwingen hunne kinderen te sturen naar scholen zonder geloof, zonder God. Overal heeft de Kardinaal voor die kinderen het kosteloos onderwijs doen inrichten. Doch niet alleen beschermt hij de ziel der noodlijdenden, hij lenigt nog hunne lichamelijke ellenden; door woorden en door werken predikt hij de christene liefdadigheid; hij geeft met milde, met kwistige hand. Het genootschap van St. Vincentius à Paulo heeft menige blijken van zijn toegenegenheid gekregen. Niet zelden heeft hij de vergaderingen bijgewoond; door zijn toedoen was er, ter gelegenheid van het Congres van 1891, te Mechelen eene algemeene vergadering van al de Conferentiën van België. Hij zelf voerde er het woord en noodigde de oversten zijner gestichten uit, in de hoogere klassen Conferentiën op te richten. In de maand Juli van dit jaar zal hij de feesten van het vijftigjarig bestaan van St. Vincentius in Antwerpen door zijne tegenwoordigheid opluisteren.
| |
Voor de werklieden.
De werklieden zijn zijne beste vrienden. Op de werkliedenvergadering van 1891 zeide hij: ‘Zoo het eenen bisschop toegelaten is onderscheid te maken in de liefde, die hij zijne schapen toewijdt, wees dan verzekerd dat hij zijne voorkeur geeft aan hen, die uws gelijken zijn. Ik herhaal het, vrienden, gij zijt en gij zult de eerstgeborenen mijns herten blijven.’
Ter gelegenheid van de twee Congressen van Mechelen, was er telkens eene algemeene vergadering voor de werklieden. Uit al zijne krachten heeft hij gewerkt om overal de eerzame werklieden in machtige bonden te vereenigen, al de werkmanskringen van zijn uitgestrekt bisdom heeft hij bezocht en overal heeft hij hun woorden van troost en aanmoediging toegestuurd. Hoe welkom is hij niet! Den 15 Mei 1892 was het feest in Vrede St. Amands te Antwerpen. Zijne Eminentie was ook gekomen. Na de plechtige Mis werd er een ontzaglijke stoet gevormd. Meer dan 10.000 personen, veertig maatschappijen namen er deel aan. In de Dijkstraat, waar het lokaal van den kring gelegen is, wachtten de werklieden hunnen gevierden Aartsbisschop af, langs de twee kanten der straat hadden zij zich geschaard. Onder het spelen van den Vlaamschen Leeuw, van de Brabançonne, toegejuicht door een eindeloos hoera, ging de Kardinaal naar den kring. Wat zoete voldoening zal hij niet genoten hebben!
| |
Voor de landbouwers.
Hun toestand is bedenkelijk. Om hen te redden is het noodig overal boerenbonden, Raiffeissen-kassen te stichten. De Kardinaal heeft er meermalen bij zijne pastoors op aangedrongen en om hun de taak te vergemakkelijken heeft hij den eerw. Heer Mellaerts, als geestelijken bestuurder aangesteld. Uitstekend bewijs zijner goedwilligheid!
| |
Voor de soldaten.
In den huidigen toestand van Europa zijn de groote legers een noodzakelijkheid, eene droeve noodzakelijkheid. Wat al gevaren in het leger! Dank aan Zijne Eminentie zijn in al de groote steden soldatenkringen tot stand gekomen. Daar vinden die jongelieden, verre van hunne familie verwijderd, stoffelijken onderstand, eerlijke vermaken, gedurige opwekking tot het goed.
Bij de Redemptoristen te Antwerpen is er alle Zondagen eene militaire Mis. Verleden jaar is de Aartsbisschop die Mis pontifica komen bijwonen. Voor de plechtigheid waren de soldaten vereenigd op de binnenplaats van het klooster. Met innige blijdschap juichten zij hunnen geestelijken Vader, hunnen weldoener toe, met diepen eerbied ontvingen zij zijnen zegen. De Kardinaal, diep bewogen, verklaarde dat die dag een van de schoonste van zijn leven was.
Wij sluiten: onze beschrijving is reeds te lang. Slechts herhalen wij: Zijne vaderlijke zorg strekt zich krachtdadig uit van het eene einde van zijn bisdom tot het andere, en bestuurt alles met zachtheid, zijne leus is: Omnia et in omnibus Christus. Christus in alles en in allen. Zijn doel het rijk van Christus te herstellen: Omnia restaurare in Xto.
Th. Cooremans, onder-pastoor der O.-L.-V.-Kerk te Antwerpen.
Ter gelegenheid van onze levenschets van Kardinaal Goossens, geven wij de twee volgende platen:
Metropolitaan-kerk van Mechelen, aan den H. Rumoldus toegewijd. Grootsch gebouw, de toren is 99 meter hoog, hij is onvoltooid en zou 150 meters hoogte moeten hebben. Sinds 1559 is de zetel van den Aartsbisschop te Mechelen gevestigd.
Altaar van O.L.V. van Hanswijck. Op het altaar staat het miraculeus beeld van O.L. Vrouw; het wordt door eenen grooten toeloop van volk vereerd. De Kardinaal, die altijd eene groote godsvrucht tot O.L.V. van Hanswijck heeft getoond, heeft zijne bisschoppelijke wijding aan dit altaar willen ontvangen.
|
|