Z.E. de Kard. Petrus Lambertus Goossens,
Aartsbisschop van Mechelen,
Vader der Belgische werklieden.
Voorwoord. In September 1891 hielden de Katholieken te Mechelen eene algemeene vergadering. Met deze gelegenheid had de Mechelsche Werkmanskring eene tentoonstelling van de werken zijner leden opgericht. Zijne Eminentie de Kardinaal woonde de plechtige opening bij; in antwoord op de aanspraak, hem door den voorzitter toegestuurd, zegde hij deze schoone woorden: ‘Gij hebt mij een woord herinnerd dat ik vroeger den werkman toegestuurd heb, namelijk: dat ik den werkman bemin. Ja, ik bemin den werkman, ik aanzie als een der zoetste plichtvervullingen van mijn bisschoppelijk ambt door woorden en daden te toonen, dat mij niets nauwer aan het hert ligt dan het zedelijk en stoffelijk welzijn der arbeiders.’
Dat waren geene ijdele woorden: reeds had Monseigneur Goossens aan de werklieden menige blijken van zijne toegenegenheid gegeven, en sinds 1891 heeft hij zich altijd met de werkmansbelangen bekommerd.
Mijnheer Arthur Verhaegen, de groote man van Gent, heeft openlijk hulde gebracht aan de ware volksliefde van onzen gevierden Aartsbisschop Verleden jaar den 8 September vierde Vrede (Hoogstraat) van Antwerpen zijn tienjarig bestaan. Op het groot volksbanket dan gegeven, noemde mijnheer Arthur Verhaegen hem den Vader der Belgische werklieden.
En de duizenden werklieden, die de zaal vervulden, bekrachtigden die woorden door hunne geestdriftige toejuichingen.
Vader der Belgische Werklieden. Schoone en welverdiende eeretitel!
In onze innige bewondering voor al het goed, dat Zijne Eminentie stichtte, willen wij beschrijven, wat hij in zijne vaderlijke bezorgdheid ten voordeele van de werkende klas tot hiertoe gedaan heeft. Eerst zullen wij eenige datums uit zijn leven meedeelen en dan de volgende punten behandelen:
I. De Kardinaal heeft zich de maatschappelijke kwestie aangetrokken, het was recht en plicht.
II. Wat de Hoogere overheid in die vraagstukken kan doen.
III. Welke de hoedanigheden zijn van de werking van Zijne Eminentie.
IV. Wat de Kardinaal Goossens over de maatschappelijke kwestie gezegd of geschreven heeft.
V. Wat hij heeft gedaan.
Mocht ons schrijven bijdragen om aan de werklieden hunnen vriend, hunnen toegenegen vader al meer en meer te doen kennen! Mochten alle katholieken van België de voorzichtige en tevens krachtdadige pogingen van hunnen Aartsbisschop toejuichen en ondersteunen!
Eenige datums.
|
Geboorte te Perck, 18 Juli 1827. |
Priesterlijke wijding 21 December 1850. |
Leeraar in het pensionnaat van den Bruul, 17 Meert 1851. |
Secretaris van het Aartsbisdom, 27 September 1856. |
Geheim Kamerheer van Pius IX, 18 Meert 1875. |
Groot Vikaris van het Aartsbisdom, 17 April 1878. |
Huisprelaat van Leo XIII, in 1880. |
Bisschop van Abdera en hulpbisschop van Namen, 1 Juni 1883. |
Bisschop van Namen, 16 Juli 1883. |
Aartsbisschop van Mechelen, 24 Meert 1884. |
Kardinaal priester der H. Roomsche Kerk van den titel van het H. Kruis van Jerusalem, 24 Mei 1889. |
De Kardinaal heeft zich de maatschappelijke kwestie aangetrokken: het was recht en plicht. Wij beleven moeilijke tijden: het vuur van haat en nijd gloeit en dreigt los te bersten in een ontzaggelijken brand, die het maatschappelijk gebouw verslinden zal. Voor allen is plicht op te komen tot verdediging, tot redding der maatschappelijke orde. De priesters bijzonder mogen niet achteruit blijven, want zonder den bijstand van Godsdienst en Kerk kan men geene werkelijke oplossing van het maatschappelijke vraagstuk bekomen: de crisis, die wij doorworstelen, is in den grond eene godsdienstige crisis en het menschdom zal maar gered worden zoo allen, rijken en armen, werkgevers en werkers terugkeeren tot het onderhouden der wet van het Evangelie.
De socialisten zijn niet alleen vijanden der tegenwoordige samenleving, maar ook vijanden der Kerk, vijanden der zielen. Hun oorlogskreet is: Weg met den eigendom, weg met den godsdienst! Leve de vrije liefde! Leve de omwenteling! Het geldt dan het heil van samenleving en vaderland, het geldt ook de belangen van God en van de Kerk. Met onverschillig oog mag de priester dien vreeselijken strijd tusschen waarheid en leugen, tusschen goed en kwaad niet aanschouwen. Op den eersten rang is zijne plaats.
De Kerk heeft ook wettige, heilige rechten op maatschappelijk gebied.
De staatshuishoudkunde is ongetwijfeld eene natuurlijke wetenschap; de geleerden, die zich op die wetenschap toeleggen, moeten met hun natuurlijk verstand nagaan welke de beste voorwaarden zijn voor de voortbrengst, de verdeeling, het verbruik der tijdelijke goederen. De Kerk zal hunne opzoekingen geenszins verhinderen. Werkgevers en werkers stellen hunne wederzijdsche betrekkingen vast, zonder tusschenkomst der geestelijke overheid.
Maar in vele gevallen komt de staatshuishoudkunde, komt de handelwijze der patronen en gasten in aanraking met de zedeleer. Van de zedeleer moet volstrekt rekening gehouden worden, en het is omdat geleerden en bazen dit maar al te dikwijls vergeten hebben, dat wij met zoo erge moeilijkheden moeten kampen. Doch het onderwijs, de uitleg der zedeleer is aan de Kerk toevertrouwd, op dit terrein mag de Paus, mogen bisschoppen met gezag optreden en alle katholieken zijn verplicht met eerbied en gehoorzaamheid hunne leiding te aanvaarden.
Wat meer is: het gedrag der katholieken in het oplossen der maatschappelijke kwestie heeft den grootsten invloed op den toestand, op den vooruitgang van den godsdienst. Door twist en tweedracht zouden zij de volkszaak in gevaar brengen en aan de Kerk het grootste nadeel berokkenen. Echte Christenen, hetzij behoudsgezinden, hetzij democraten, zullen naar de stem van den Paus van Rome, naar de stem hunner bisschoppen luisteren, als zij ontijdige besprekingen verbieden en ons allen aanzetten met vereenigde krachten doelmatige middelen te beramen tot tijdelijke en zedelijke verheffing van het volk.
De Kardinaal Goossens is aan zijnen plicht niet te kort gebleven. Geen wonder! Hij is een man van hart, een man van vrede!
Geheel het aartsbisdom door is het gekend dat Zijne Eminentie gemakkelijk bewogen is, als er van ongelukkigen wordt gesproken. De tranen komen hem dan in de oogen en zijne goedheid kent geene palen. De ware toestand van zoovele werklieden heeft hem diep getroffen, meer dan eens [z]a[l] hij met den Zaligmaker herhaald hebben: misereor super turbam, ik heb medelijden met de menigte.