De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 13
(1896)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdProfessor Scheil.Eenige weken geleden berichtten ons de dagbladen de benoeming van den Dominicaner Pater Vincentius Scheil tot professor der Assyriologie aan de Sorbonne te Prijs. Om het gewicht dezer benoeming duidelijk te maken, kan het nuttig zijn, met een enkel woord den aard en het hoog belang dier wetenschap in herinnering te brengen. Voor nauwelijks 50 jaar was er wellicht geen volk der oudheid, welks geschiedenis in dichter duisternis was gehuld dan de Assyriërs. Thans is er bijna geen, waarover de berichten zoo talrijk zijn en zoo volledig. Hoe is dit geschied? Het was in 1842 dat Paul Emile Botta, door de Fransche regeering als consulair agent naar Mossoel gezonden, de eerste belangrijke overblijfselen ontdekte van het oude Assyrische rijk. Gekweld door de Turksche overheid, uitgeput door het verzengend klimaat, werkte hij met ongeloofelijke inspanning drie jaren onverdroten voort, en mocht er in slagen de grootsche ruïnen bloot te leggen van het uitgestrekt paleis, waar meer dan 600 jaren voor onze jaartelling, Sargon, de machtige heerscher van Assyrië zetelde. Op Botta volgde, in 1845, een Engelsch geleerde, Henry Layrd, die met niet minder inspanning, maar ook met niet geringere uitkomst, het moeielijke werk voortzette. Tot veld zijner onderzoekingen koos hij het eenige uren meer zuidwaarts gelegen Nimrud, waar hij het wonderschoon paleis ontdekte van koning Almanassar I, omstreeks 1300 vóór Christus opgetrokken.
pater vincentius scheil,
professor in de Assyriologie aan de Sorbonne te Parijs Die prachtige gebouwen, welke daar voor hem stonden, waren zonder vergelijking beter bewaard dan het gewelddadig vernielde paleis van koning Sargon. De wanden der gangen en zalen waren van onder tot boven bekleed met albasten platen vol kunstig verheven beeldwerk. Daar zag men het leven dier oude Assyriërs, hun krijgsbedrijven, jachtvermaken, offers, optochten in levendige trekken gemaald. Onvermoeid zette hij, en anderen na hem, de opgravingen voort. Ninive, de machtige en trotsche stad, waarvan de H. Schriften op zoo menige bladzijde gewagen, als straf harer ongerechtigheden reeds eeuwen vóór Christus weggevaagd van de aarde, en als verzwolgen door den afgrond, - stond op uit haar eeuwenheugend graf, en toonde aan het verbaasde Europa de kunstschatten eener wereld, wier ondergang bijna samenvalt met de eerste stichting van het oude Rome. Maar belangrijker nog was de ontdekking van de welingerichte boekerij, door koning Assurbanipal aangelegd. Zij bestond uit een menigte beschreven tabletten, in sommige zalen in zoo grooten getale aanwezig, dat zij den grond een voet hoog bedekten. Uit fijne klei vervaardigd, in grootte afwisselend van een duim tot een voet in 't vierkant, en ongeveer een halven duim dik, waren zij in weeken toestand met een puntig werktuig beschreven, en daarna in het vuur gehard. Het spijkerschriftGa naar voetnoot1) dat ze bedekt, is zoo uiterst fijn, dat het dikwijls slechts met een vergrootglas kan gelezen worden. Alleen in het Britsch Museum bevinden zich op dit oogenblik meer dan 50,000 zulke schrijftafeltjes. Hoeveel scherpzinnigheid en taai geduld er gevorderd werd om, met behulp van opschriften in Perzië ontdekt, den sleutel te vinden van deze, tot dusver geheel onbekende schrijfteekens, laat zich gemakkelijk denken. Toch waren, met de kennis der schrijfteekens en taal, de moeielijkheden geenszins ten einde. Slechts zeer weinige dier tafeltjes zijn ongeschonden tot ons gekomen, verreweg de meeste waren door het neerstortend puin aanmerkelijk beschadigd; daarbij komt, dat men bij het verpakken geen acht heeft geslagen op de volgorde, waarin zij zich bevonden. Dit alles maakt hun ontcijfering uiterst moeilijk. Met die gegevens de geschiedenis op te bouwen der oude Assyriërs, hun ontwikkeling na te gaan op godsdienstig en wetenschappelijk gebied, den invloed, dien zij uitoefenden op bijna alle volkeren van Azië, hun verhouding tot de omliggende natiën, dit alles behoort tot het gebied der Assyriologie. Het groot en verheven belang dezer studie springt een ieder in het oog, die bedenkt welk innig verband daar is tusschen de geschiedenis van het uitverkoren volk Gods, ons in de H. Schriften bewaard, en die der machtige Assyrische en Babylonische wereldrijken. Hoe dikwijls waren de koningen van Assyrië in Gods hand het werktuig om de ontrouw te straffen van zijn volk! Werden niet, na de splitsing van het koninkrijk, de noordelijke stammen in gevangenschap naar Assyrië heengevoerd? En later, als het trotsche Ninive, volgens de voorspelling van Tobias, is te gronde gegaan, hooren wij dan niet de klaagtonen van Israël aan de oevers van Babylons stroomen? Zoo innig is de geschiedenis dezer volken ineengevlochten, dat men die van het eene niet volmaakt kan begrijpen, zonder die van het andere te kennen. Vandaar het verheven belang dezer studie. Zij geeft ons den sleutel ter opheldering van vele geheimen, welke tot dusver de oudste geschiedenis der menschheid omgaven; zij lost een menigte vraagstukken op, wier beantwoording bij de beschouwing der godsdienstige en verstandelijke ontwikkeling des menschdoms onontbeerlijk is, - en zoo strekt ze den verheven oorkonden, in de H. Schrift vervat, ter verklaring, en ter bevestiging tegen de aanvallen van het ongeloof. Geen wonder dus dat katholieke geleerden zich de studie der Assyriologie tot levenstaak stelden. Onder hen bekleedt een eervolle plaats de Dominicaan, wiens treffende beeltenis wij heden onzen lezers aanbieden. Door de Fransche regeering met een wetenschappelijke zending belast, mocht het hem niet slechts gelukken twee banden hiëroglyphen (beeldschrift) te ontdekken en meerdere belangrijke teksten in spijkerschrift, maar hij bracht ook uit het Museum te Constantinopel een kostbaar opschrift aan het licht, dat hij zelf ontcijferde, over den ondergang van Ninive. Doch bovenal maakte hij zich verdienstelijk door zijn talrijke geleerde geschriften, waardoor hij in niet geringe mate heeft bijgedragen tot de oplossing van vele moeielijke en gewichtige vraagstukken. De Fransche regeering eerde dan ook op de eerste plaats zichzelf, toen zij dezen geleerden kloosterling benoemde tot professor der Sorbonne. |
|