Bij de Platen.
De Hemelvaart onzes Heeren. -
Het hartverheffende feest van Christus' opklimming ten hemel is ons een welkome aanleiding om onzen lezers het fraaie tafereel van den Italiaanschen meester aan te bieden, dat de eerste bladzijde van dit nummer siert.
Op den bodem der zee.
duikers aan het werk bij electrisch licht.
Reeds bij den eersten aanblik herkent men hier een werk uit de school van Rafael; op het eerste gezicht zou men zelfs geneigd zijn, het voor een schepping te houden van dezen grootmeester der christelijke kunst. Opvallend toch is de gelijkenis dezer schilderij met Rafael's Transfiguratie, waarvan wij voor eenigen tijd een reproductie gaven.
Ook hier treft ens bij al de natuurlijke levendigheid der voorstelling een bestudeerde regelmaat en evenmaat in de ordonnantie, waardoor ondanks de groote beweeglijkheid der figuren toch een effect van kalme, majestueuze rust verkregen wordt.
Statig rijst de forsche figuur van den zegepralenden Overwinnaar omhoog. Zijn taak hier op aarde is thans geheel volbracht en Hij gaat weer voor alle eeuwigheid bezit nemen van zijn troon in de hemelen.
Jubelend halen de engelen Hem in, tegelijk geruststellend en bemoedigend de achterblijvende leerlingen toewenkend. Dezen staren met verbazing en weemoed, met bangen schrik zelfs hun Meester na, die zich voor altijd aan hun sterfelijke oogen onttrekt. Alleen de gedachte dat Hij toch, ofschoon van hen heengegaan, hun en al hun volgelingen zal bijblijven tot de voleinding der eeuwen, de belofte dat Hij hun binnen weinige dagen den Trooster zenden zal, die hun alle waarheid zal leeren, is in staat hen te verzoenen met de gedachte, dat zij het lichamelijk bijzijn van hun goddelijken Meester voortaan zullen missen.
Petrus, Jacobus en Johannes, de drie bevoorrechte leerlingen, die Hem in al de diepte zijner vernedering hebben aanschouwd, maar daarentegen ook op Thabor getuigen mochten zijn van zijn verheerlijking, staan ook nu op den voorgrond als de innigste vertrouwden des Heeren en tevens als de aangewezen voorgangers der kleine schaar, waaruit zich allengs het machtige lichaam der christelijke Kerk zal ontwikkelen.