[Nummer 43]
Generaal Karel van der Heijden.
Men herinnert zich de geestdrift, waarmee den 12en Januari op Bronbeek de 70ste verjaardag gevierd werd van luitenant-generaal Karel van der Heijden. Het zal den grijzen veldheer vooral goed hebben gedaan, dat naast de militairen, op wier vereering hij van ouds wist te kunnen rekenen, ook het burgerlijk element zich niet onbetuigd liet, maar door zijn hartelijke deelneming aan de feestviering toonde, dat de generaal door heel ons volk als het ware op de handen gedragen wordt.
Geen die het meer verdient dan hij. Aan zijn naam toch is het schitterendste, het roemrijkste tijdperk verbonden van de oorlogen, die wij de laatste jaren in den Indischen archipel hebben te voeren gehad om ons gezag te vestigen en te bevestigen.
Op jeugdigen leeftijd als korporaal scheep gegaan naar Indië, werd Van der Heijden eenige jaren later wegens zijn betoonde dapperheid gedurende de expeditie tegen de Balineezen als sergeant-majoor benoemd tot ridder 4e klasse in de Militaire Willemsorde.
Daarna onderscheidde hij zich te Bandjermassin op Borneo, waar hij onder de bevelen stond van generaal Verspyck, die, als voorzitter der commissie tot huldebetooging, in een kernachtige toespraak de verdiensten van zijn wapenmakker schetste. Verspyck herinnerde er aan, hoe hij in tijden van gevaar altijd op zijn gemak was, omdat hij wist dat kapitein Van der Heijden voor alles zou zorgen. Wat ik steeds vooral in u bewonderde naast uw krijgsmansdeugd, zei hij tot den feesteling, dat was uw talent om u te doen gehoorzamen en uw gave om de inlandsche hoofden te onderwerpen. Het was alweer te Bandjermassin. Daar waren vier hoofden, die wij maar niet konden krijgen. En zie, op een goeden dag kwam ik in uw benting en daar waren ze alle vier. Gij liet hen roepen, zeggende dat de overste Verspyck hen wilde zien, en toen ze bij ons waren, zeidet ge tot een hunner dat de overste wilde rooken, en een dier prinsen, een dier trotsche pangerans, hij vloog voor u heen en haalde de tali-api, opdat ik mijn sigaar kon opsteken.
Was kapitein Van der Heijden voor zijn moed en beleid op Borneo tot ridder 3e klasse bevorderd - een zeldzame onderscheiding voor dien rang - zijn schoonste lauweren zou hij plukken in Atjeh, waarheen hij in 1878 de tweede expeditie geleidde. Hier trad - zooals zijn wapenmakker Verspyck met soldaten-bondigheid zei - generaal Van der Heyden in al zijn grootschheid en kordaatheid voor den dag. In 1878 en 1879 zijt ge schitterend voor den draad gekomen; gij wist van geen aarzelen, geen wijken, steeds vooruit! vooruit! En toen Atjeh was onderworpen, toen de hoofden eerbiedig spraken van den eenoogigen generaal, toen blonkt ge heerlijk uit.
generaal karel van der heijden.
De koning erkende de verdiensten van den onverschrokken generaal, door hem achtereenvolgens te benoemen tot ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw, tot commandeur der Militaire Willemsorde, tot ridder 1e klasse in de orde van de Eikenkroon en tot zijn adjudant in buitengewonen dienst. Den 5en November 1887 werd Van der Heijden commandant van het Koninklijk Koloniaal Invalidenhuis te Bronbeek, waar hij, omringd door de liefde der oud-strijders, een rustigen levensavond slijt in een omgeving, die hem bij elken oogslag zijn roemrijk verleden in herinnering brengt.
Die rustige levensavond werd den 12en Januari, we mogen niet zeggen verstoord, we zeggen liever schitterend verhelderd door de hulde, die uit Nederland en uit den vreemde aan den wakkeren legeraanvoerder gebracht werd.
Namens ruim 750 kameraden, van hier en uit Indië, werd den generaal een kostbaar geschenk aangeboden, een vitrine in eikenhout, uitgevoerd in den vroegeren renaissance-stijl, met twee openslaande kleppen, van binnen bekleed met laken, vervaardigd door de heeren H.P. Mutters & Zoon, te 's-Gravenhage.
In die vitrine bevond zich vooreerst een kussen - in dit nummer weergegeven - waarop bevestigd zijn de adjudantsnestels en alle onderscheidingsteekenen en ridderorden, door den generaal gedurende zijn diensttijd verworven.
Dit kussen, vervaardigd in de werkplaats van den heer H.N.H. Fermin, te 's-Gravenhage en geborduurd door de hoofdborduurster, mejuffrouw A. Ahsmann, is gemaakt van blauw fluweel; in het midden is een lauwerkrans geborduurd, waarin met goud de letters:
AAN DEN LUITENANT-GENERAAL K. VAN DER HEIJDEN, ADJUDANT I.B.D. VAN H.M. DE KONINGIN, 12 JANUARI, 1826-1896.
In de hoeken van het kussen zijn vier medaillons geborduurd met de namen Bali, Borneo, Atjeh, Samalangan, een en ander uitgevoerd naar teekeningen van den architect J.W.H. Berden.
Verder bevatte het kastje een album, vervaardigd door den heer Jos. Merckelbach te Utrecht, met kunstig opgedreven en in leder gesneden band. Daarin staan de namen der deelnemers vermeld, waaronder de grijze generaal er stellig zeer velen heeft aangetroffen, die met en onder hem in Indië hebben gestreden. Hoeveel herinneringen moet het bij hem wekken, telkens als hij die lange lijst doorkijkt!
Nog meer verrassingen waren den grijzen veldheer bereid. De heer Charles Boissevain bood hem, namens vele burgers van Amsterdam een bronzen beeld aan: Ense et Aratro (Met het zwaard en met den ploeg) van E. Boisseau. De heer Van Harpen was op de goede gedachte gekomen, een album samen te stellen, waarin mannen van militairen en anderen naam dea