tijd door den ondernemingsgeest der uitlanders tot stand. Zoo gewonnen, zoo geronnen, zegt het spreekwoord, en dat is ook van toepassing op de bevolking van Johannesburg, in weinige jaren rijk geworden. Feestelijkheden van allerlei aard - behalve godsdienstige - zijn er aan de orde van den dag, en millioenen worden daar verkwist en verbrast.
De omgeving der stad is, afgezien van een klein plantsoen, een woestenij. Onze gravures geven een beeld van de ruime markt en van de breede Commissioners-straat, waar het hoofdverkeer plaats heeft. Wanneer men deze ziet, zou men haast niet kunnen gelooven, dat er tien jaar geleden nog geen enkel huis stond, maar veeleer meenen, gezichten te hebben uit een der hoofdplaatsen van Europa.
De uitlanders nu - zoo worden door de Boeren de vreemdelingen genoemd, die, door het goud gelokt, zich in hun land hebben gevestigd - hadden reeds lang pogingen aangewend, om een overwegenden invloed op de regeering uit te oefenen, ten einde daardoor hun persoonlijke belangen te bevorderen.
Daar het burgerrecht alleen verkregen kan worden door in Transvaal of Oranje-Vrijstaat geboren Boeren of door personen, die sedert veertien jaren in het land wonen, waren de uitlanders tot dusver van zoo goed als allen invloed op den gang van zaken, op het uitvaardigen van wetten, het uitschrijven van belastingen - deze betalen moeten ze natuurlijk wel - verstoken. Hadden zij nu langs ordelijken weg herstel hunner grieven trachten te verkrijgen, dan zou de Transvaalsche regeering ongetwijfeld het oor hebben geleend aan hun klachten. President Kruger had hun zelfs reeds een onderzoek daarvan toegezegd.
Middelerwijl richtten de hoofden der beweging te Johannesburg een schrijven aan dr. Jameson, den beheerder der Engelsche Chartered Company, die van de Britsche regeering een reusachtig gebied (Beetsjoeana land, Matabelen-land, Masjona-land) in beheer gekregen heeft en daarover zoo goed als souverein is. Nu had deze dr. Jameson natuurlijk nooit op zijn eigen houtje de Johannesburgsche samenzweerders te hulp kunnen komen. Hij had allereerst het oordeel moeten inwinnen van zijn superieur, Cecil Rhodes, den befaamden eersten minister der Kaapkolonie (sedert als zoodanig afgezet); deze had de commissarissen der Company, onder wie een schoonzoon van koningin Victoria, moeten raadplegen, en die hadden op hun beurt verlof moeten vragen aan de Engelsche regeering. Maar van dit alles is niets geschied, althans zoo houden zich de betrokkenen. De Engelsche regeering wist niets, de commissarissen der Chartered Company wisten niets, en Cecil Rhodes betuigde al even sterk zijn volslagen onwetendheid. Maar wie kan aannemen, dat dr. Jameson geheel op zijn eigen verantwoordelijkheid een inval ging doen in een bevrienden staat, zelfs zonder een oorlogsverklaring?
Hoe dit ook zij, Jameson, die (hoe toevallig!) al geruimen tijd een legertje van 800 man aan de Transvaalsche grens had klaar liggen, trok deze over en op Johannesburg los, waar de bevolking met hem gemeene zaak zou maken en men clan gezamenlijk de regeering te Pretoria omver zou werpen, om.... Ja, wat nu eigenlijk de verdere plannen van de vrijbuiters en de uitlanders waren, zal men niet gemakkelijk te weten komen, want nu het opzet zoo deerlijk mislukte, tracht men het te doen voorkomen, alsof de heele expeditie geen ander doel had, dan de arme Johannesburgers tegen de ‘barbaarsche onderdrukking’ der Boeren in bescherming te nemen.
Dr. Jameson kwam wel te Pretoria, maar als gevangene. Nauwelijks had de Transvaalsche regeering van den inval kennis gekregen, of onmiddellijk vaardigde zij het bevel tot mobilisatie der Boeren uit. Veel tijd vereischt deze niet, daar de Boeren zonder ander wapen dan geweer en patronen aanstonds te paard springen en, als het noodig is, een etmaal aan een stuk doorrijden. Een der Boeren uit Middelburg, een kerel als een boom, had zelfs vergeten zijn vest aan te trekken, en toen men hem daarop opmerkzaam maakte, antwoordde hij: ‘Nee wat, ik heb net zoo mijn broek en jas gevat, ben te paard geklommen en heb om mijn vest niet gedacht.’
Onze gravure op blz. 325 geeft een troep bereden Boeren (de Boeren zijn allen bereden) te zien, die de Engelsche indringers te gemoet rijden. Het zijn ferme, mannelijke typen, en, zooals men, op den naam afgaande, wellicht denken zou, allen lang geen boeren.
Bij Krugersdorp - een naam, in dit geval niet zonder beteekenis - had het beslissende treffen plaats, waarbij veel Engelschen het leven en dr. Jameson zijn vrijheid en eer verloor. De vrijheid heeft hij thans terug, in afwachting wat de Engelsche rechtbank over hem zal beslissen, maar zijn eer heeft hij voorgood verspeeld. De Boeren daarentegen zijn met roem uit den strijd teruggekeerd en hebben getoond waardig te zijn, een onafhankelijk volk te blijven. De Transvaalsche vierkleur mag fier wapperen en de Boer kan met trots zijn volkslied aanheffen:
Di vierkleur van ons dierbaar land
Di waai weer o'er Transvaal;
En wee di godvergeten hand,
Wat dit weer neer wil haal!