Het ivoor. -
De eerste sporen van het ivoorgebruik heeft men tot zelfs in het steentijdperk gevonden, nl. steenen werktuigen met ivoren naalden voorzien, en mammoethtanden, waarin met spitse steenen allerlei figuren waren gekrast. Thans nog is een groot gedeelte van het ivoor, dat wij gebruiken, fossiel, dat wil zeggen het komt uit den grond en wordt als zwart ivoor, half versteend en van kleur veranderd, vooral in Siberië aangetroffen, waar men ook het eerst in het eeuwige ijs den mammoeth in volledigen staat ontdekt heeft.
De oudste van ivoor vervaardigde voorwerpen heeft men in de graven der piramiden gevonden, wier ouderdom met zekerheid op 1100 jaren vóór Christus kan worden gesteld. Ook de Bijbel maakt van het ivoor gewag, met name in het eerste boek der Koningen, waar van een elpenbeenen troon gesproken wordt, dien koning Salomon zich liet vervaardigen.
De christelijke kunst bediende zich eveneens van het ivoor; zij versierde daarmee de altaren der kerken, maakte er hostie-schrijnen, kelken, maar ook heele bisschopszetels van. Reeds Karel de Groote had aan zijn hof kunstenaars, die allerlei voorwerpen van elpenbeen vervaardigden. Uit de elfde en twaalfde eeuw bevinden zich nog in de groote verzamelingen, zooals vooral in het Groene Gewelf te Dresden, bewonderenswaardige staaltjes van de ivoorsnijkunst. Het meest vindt men het elpenbeen gebruikt voor crucifixen, altaren, reliekschrijnen enz., minder voor bekers en snuisterijen.
In het Oosten had men de kunst uitgevonden, heele olifantstanden met kostbaar snijwerk te bedekken, zoodat het geheel een veldslag of een jachttooneel voorstelde. Deze kunst kwam door de kruistochten naar Europa, en weldra ontbrak op geen enkele vorstelijke tafel een drinkhoorn, die uit een rijk met snijwerk versierden olifantstand bestond.
In de ivoorsnijkunst hebben het de Chineezen al in de vroegste tijden het verste gebracht. Zij wisten uit één stuk gesneden ballen te vervaardigen, waarvan een kleinere altijd door een grootere wordt omsloten. Soms vindt men niet minder dan negen en twintig ballen, door het buitenste omhulsel verborgen.
Tegen het einde der vijftiende eeuw was Venetië om zijn ivoorsnijkunst beroemd, en vooral in de zeventiende eeuw verhief zich deze kunstvaardigheid tot een buitengewone hoogte. Thans nog vindt men p achtwerken uit dien tijd, die onze bewondering gaande maken: uit een heelen tand gesneden drinkhorens in den vorm van schepen, vazen, tafelstukken en sieraden, die tot opluistering der buffetten aan het hof gebruikt werden en nog worden.
Ook tegenwoordig wordt het ivoor in alle landen tot sieraden en nuttige voorwerpen gebruikt, en het is onmogelijk alles op te noemen, wat van ivoor gemaakt wordt.
Voor Europa heeft dit nog een bijzondere beteekenis, omdat wegens het ivoor de toegang tot Middel-Afrika zoo moeilijk is. De achter het kustgebied wonende negervorsten en koningen laten maar zelden blanken in hun land doordringen, omdat zij vreezen, door hen in hun ivoorhandel gestoord te zullen worden. De negervorsten toch bezitten eenigermate den alleenhandel in olifantstanden. Zij krijgen deze zeer goedkoop van de inlandsche jagers in Middel-Afrika en doen ze met groote winst aan de negers der kuststreek van de hand, die ze op hun beurt aan de blanken verkoopen, De negervorsten zouden dus een mooie bron van inkomsten verliezen, indien zij als tusschenpersonen in den ivoorhandel overbodig werden gemaakt.
Daar het elpenbeen een zeer kostbaar artikel is, wordt overal in Afrika, waar nog de meeste olifanten in het wild voorkomen, een barbaarsche vernielingsoorlog tegen deze dieren gevoerd, zoodat het te vreezen staat, dat spoedig de tijd zal komen, dat de olifanten daar geheel zullen zijn uitgeroeid.
Wij hebben dan altijd nog het fossiele ivoor, waarvan Siberië alleen jaarlijks 20,000 kilogram levert, maar het spreekt van zelf, dat het elpenbeen dan zoodanig in prijs zou stijgen, dat het spoedig tegen zijn gewicht aan goud zou worden betaald.