zijn grootste dichtheid zijn. De oude berekeningen waren door de nasporingen van lateren tijd eenigszins gewijzigd.
Men kwam echter overeen, aan de oude, overgeleverde platina-typen uit het Nationaal Museum vast te houden. Het is toch van zeer ondergeschikt belang, dat de eenmaal vastgestelde eenheden van de ideale nauwkeurigheid een paar millioensten afwijken. De hoofdzaak is niet, dat de normaalmeter eenige mikrons (‘mikron’ heet het duizendste deel van een millimeter) langer of korter is, maar wel dat alle volken dezelfde maat gebruiken en dat de kopieën, die zich in het bezit der onderscheidene regeeringen bevinden, zoo nauwkeurig mogelijk met den norm overeenkomen. Ook was het wenschelijk, dat de invoering der eenheidsmaat niet te lang op zich liet wachten, terwijl een vernieuwde nauwkeurige meting der lengte van een meridiaan verscheidene jaren zou vereischt hebben.
Het kwam er nu op aan, een internationalen meter te vervaardigen, die de getrouwe kopie was van den normaal-meter in het archief te Parijs. Deze is van platina en dus niet van buitengewone hardheid. Verder bestaat hij uit een gegoten staaf of balk, een vorm, die in verhouding buigzaam en aan invloeden van buiten blootgesteld is. Eindelijk zijn de beide uiteinden licht afgerond en gaat de maat van het eene eind naar het andere, snijdt dus aan beide kanten met o af. Deze drie gebreken moesten hij de vervaardiging van het nieuwe type vermeden worden.
Als materiaal werd een mengsel van buitengewone hardheid en weerstandsvermogen gekozen, een legeering van 90 percent platina en 10 percent iridium. Elf ontledingen waren noodig, voor de gezochte compositie gevonden was, en drie jaren gingen voorbij, voor men ze behoorlijk had verkregen. De staaf kreeg den vorm van een X, en bestond eigenlijk dus uit vier afzonderlijke, in het midden samengevoegde stukken. De oorspronkelijke, tamelijk lange staaf werd nu in een groot aantal stukken - de normale maten voor de verschillende staten - verdeeld. Elk dezer stukken had een lengte van 1,02 meter, zoodat de maat niet, als bij het model, van het eene uiteinde tot het andere strekte, maar door inkeepingen werd aangeduid.
Het nauwkeurige afpassen en vergelijken der afzonderlijke stukken had in het Conservatoire des Arts et Métiers plaats. Men legde den normaalmeter uit het archief en een der stukken van iridium-platina, dat bestemd was als voorloopige normaalmeter te dienen, naast elkaar in een vergelijkingstoestel (comparateur). Onder twee buitengewoon scherpe microscopen werd op een rolmachine de normaalmeter behoedzaam naast het stuk van iridium-platina geschoven. Zoodra zich het voorste uiteinde van den normaalmeter vertoonde, werd op de daarmee overeenkomende plaats van den voorloopigen meter een streep gegraveerd. Langzaam werd nu de machinerie weer in beweging gebracht, tot het andere uiteinde van den meter verscheen, dat op dezelfde manier op de kopie werd overgebracht. De ruimte tusschen de beide strepen gaf de nauwkeurige maat van den meter aan, behoudens natuurlijk de onvolmaaktheden, die met alle metingen en vergelijkingen gepaard gaan.
Herhaalde nametingen en berekeningen van verschillende onderzoekingsbeambten leverden als uitkomst op, dat de kopie ongeveer 6 microns (zes duizendsten millimeter dus) langer was dan het origineel.
Deze voorloopige normaalmeter werd nu op dezelfde wijze als de meter van het archief als voorbeeld voor de vervaardiging van ongeveer veertig andere meters gebruikt, en hierbij werd rekening gehouden met het vastgestelde teveel van 6 mikrons. Uit de verificatie der stukken bleek, dat ze alle een kleinigheid (3 mikrons te kort of te lang) van den oorspronkelijken meter uit het archief afweken. Daarna werden zij met elkaar vergeleken, wat, tusschen twee haakjes gezegd, niet minder dan zeventig duizend waarnemingen vereischte, daar hiermee ook studies over de uitzettingsverschijnselen verbonden waren. Deze meters hebben niet meer dan tien onderverdeelingen, die in decimeters, zoodat men zich ongeveer een denkbeeld kan maken, hoeveel bewerkingen noodig zouden geweest zijn, indien de meters tot in millimeters waren verdeeld.
Een vol jaar had men noodig, om alle nieuwe normaalmeters volkomen te verificeeren. Tot dit doel moest een nieuw toestel, de comparateur universel, vervaardigd worden, waarin alle meters te gelijk plaats konden vinden en door verschuifbare microscopen waargenomen konden worden.
Bij deze vergelijkingen bleek, dat een der veertig normaalmeters het nauwkeurigst met den meter uit het archief overeenkwam. Men noemde hem internationalen meter en vergeleek met hem opnieuw alle kopieën. In het jaar 1889 werd de internationale meter plechtig in een vuurvrije brandkast in een vuurvrij gewelf weggesloten. De deur van dit gewelf heeft drie sloten, waarvan de sleutels zich in handen van den directeur van het bureau, van den president van het internationaal comité en van den algemeenen directeur der Eransche archieven bevinden.
Uit de veertig nieuwe normaalmeters werden door het lot aan de verschillende staten hun exemplaren toegekend. Zoo kreeg Oostenrijk-Hongarije een meter, die twee mikrons te lang was. Een wet van het jaar 1890 bepaalde, dat de nieuwe maat der monarchie die van den internationalen meter te Parijs was, welks lengte door de kopie, in het bezit van Oostenrijk-Hongarije, verminderd met twee mikrons werd weergegeven. In Duitschland werd de oude, uit een platina-staaf bestaande meter, die, volgens een nauwkeurige meting in het jaar 1863, niet minder dan 300 microns te lang was, bij een wet van den 26en April 1893 door den nieuwen meter van iridium-platina vervangen.
Een aantal rechtstreeks naar den nieuwen normaalmeter vervaardigde nabootsingen, zoogenaamde gewaarborgde kopieën, dienden weer tot het vergelijken en zuiver houden der maten in het bezit der ijkmeesters. Een grooter getal normaalmeters voor de staten der conventie te Parijs te laten maken stuitte af op bezwaar der kostbaarheid. Iedere staat behoefde voor zijn normaalmeter enkel de waarde van het metaal te betalen (de kosten van vervaardiging kwamen ten laste van het budget van het internationaal bureau) en toch kwam de prijs, bij een gewicht van omtrent drie kilogram iridium en platina, op niet minder dan 10.000 frank te staan.
Om het normaalkilogram te verkrijgen, waren niet minder ingewikkelde bewerkingen noodig. Een kilogram werd van iridium en platina vervaardigd in denzelfden cilindervorm als dat van het archief. De beide kilogrammen vergeleek men nu door middel van een zeer nauwkeurig weegtoestel. Deze weegschaal werd met groote hefboomen, waarvan de langste arm een lengte van vier meter had, uit de verte gehanteerd, opdat de lichaamswarmte van den waarnemer, zijn ademhaling, de aantrekkingskracht van zijn lichaam enz. geen invloed zou hebben op de bewerking. Door een scherp vergrootglas volgde de waarnemer de bewegingen van het tangetje der balans, terwijl hij met behulp der hefboomen alle voor het wegen noodige verrichtingen kon uitvoeren.
Met dit toestel kon men de beide kilogrammen met een nauwkeurigheid vergelijken, die zich tot een honderdste milligram, dus tot een honderdmillioenste van het heele gewicht uitstrekte. Het mengsel van iridium en platina was hetzelfde als bij den normaalmeter; bovendien werd het aan een bijzonder sterke drukking onderworpen, om alle holten en blaasjes, die in elk metaal voorkomen, te verwijderen.
Onder de verschillende kilogrammen, die met het normaalgewicht uit het archief vergeleken werden, was er één, dat er juist mee overeenkwam. Het nieuwe normaalkilogram werd als internationaal kilogram in dezelfde brandkast gesloten, waarin de internationale meter reeds berustte.
Evenals de meters werden de kilogrammen in zorgvuldige verpakking en met inachtneming van alle mogelijke voorzorgsmaatregelen naar de staten der conventie gezonden. Zij bevinden zich in klokken, die alle vocht en stof verwijderd houden. Wanneer men zich daarvan moet bedienen, past men wel op ze met de hand aan te vatten. Een tang, waarvan de uiteinden met fluweel gevoerd zijn, is alleen waardig, den kostbaren cilinder aan te raken.