Bij de Platen.
Dr. Karl Lueger. -
Niemand, keizer Frans Jozef alleen uitgezonderd, is in Weenen meer populair dan deze zoon uit het volk. In alles, in zijn optreden, in zijn manieren is hij een echt volksman. Wat hij zegt, met zijn echt oorspronkelijke welsprekendheid, gaat tot het hart. Zelfs de eenvoudige burger kan hem begrijpen en volgen, en hij voelt dat aan dezen rechtschapen, onverschrokken man de behartiging van zijn belangen het best kan worden toevertrouwd.
Doch er is nog meer, wat Lueger tot den waren volksman stempelt. Lange jaren heeft het liberalisme, gesteund door het jodendom, oppermachtig in Weenen geheerscht, en ieder weet, dat zulk een heerschappij met de hatelijkste willekeur gelijk staat. Weinigen werden bevoorrecht ten koste van de groote meerderheid, die haar dierbaarste belangen met voeten zag treden door een kleine kliek, machtig door haar geld.
Hiertegen kwam het eerlijke gemoed van dr. Lueger in opstand.
Hij kon die dwingelandij niet aanzien; hij begreep al de vernedering, die er voor de Christenen in school, zich aldus door een handjevol andersdenkenden, enkel op geldelijk gewin belust, den voet op den nek te laten zetten.
Met zijn machtig redenaarstalent schudde hij het volk uit zijn dommel wakker, dat aanstonds al zijn veerkracht herkreeg, toen het zag, dat zulk een man, zoo stout, zoo doortastend, zoo rechtschapen, zich aan zijn hoofd plaatste.
Toen de eerstvolgende verkiezingen voor den gemeenteraad moesten plaats hebben, bleek dan ook, dat het met de liberale heerschappij gedaan was. Een christelijke meerderheid van twee derden ging op het stadhuis zetelen. Weer juichte Weenen, evenals voor twee eeuwen, toen het door den Polenkoning Jan Sobiesky ontzet werd. Thans moest nog de kroon op het werk gezet worden door de benoeming van dr.
Lueger tot burgemeester. Dit geschiedde. Onder de toejuichingen van alle klassen en standen werd hem de hoogste waardigheid in de keizerstad opgedragen.
Frans Jozef weigerde echter, de benoeming te bekrachtigen, wat door den gemeenteraad met een hernieuwde verkiezing van Lueger beantwoord werd, nogmaals gevolgd door een weigering des keizers, om aan deze keuze zijn zegel te hechten.
Men moge dit betreuren, de houding des keizers is te verklaren en tot op zekere hoogte ook te billijken. Dr.
Lueger is niet alleen een vijand van de joden en liberalen, hij is ook fel gebeten op de Hongaren, tegen wier overmoed en aanmatigingen hij vaak te velde is getrokken. Nu is het volgend jaar het tienjarig verdrag, de zoogenaamde Ausgleich, tusschen Oostenrijk en Hongarije ten einde, en is het van het hoogste belang, dat het tusschen de beide deelen der monarchie bestaande tractaat vernieuwd worde.
Dit zou, bij de bekende prikkelbaarheid der Magyaren, wellicht op moeilijkheden kunnen stuiten, indien dr. Lueger alsdan burgemeester van Weenen was en zoodoende op de bevolking een nog grooteren invloed kon uitoefenen, dan thans reeds het geval is.
Deze reden heeft denkelijk den keizer tot zijn besluit bewogen; maar of dr. Lueger al dan niet burgemeester is, hij heeft aan zijn vaderstad een grooten dienst bewezen, door haar van het gehate dwangjuk der anti-christelijke overheersching te verlossen. Zonder blind te zijn voor de schaduwzijde in zijn karakter, moet men vooral in onzen tijd van onzelfstandigheid, eerbied hebben voor zijn flink en mannelijk karakter en voor zijn moed.