in Noord-Carolina bij de drie duizend katholieken, terwijl een tiental priesters de herderlijke zorg waarnemen over de aangroeiende kudde.
Naar Richmond verplaatst, altijd nog met de jurisdictie over zijn geliefd vicariaat, verdubbelde Mgr. Gibbons zijn werkzaamheid. Zijn christelijke eenvoud en liefde trokken tal van bekeerlingen tot hem. Hij ontving de protestanten met vaderlijke blijdschap en sprak minzaam tot hen als tot kinderen, door valsche leiding van hun Moeder, de eenig ware Kerk afgedwaald. De opgetogen hoorders, dorstend naar een positief geloof, konden nauwelijks gelooven, dat deze apostolische priester werkelijk een zendeling was van dat diepverdorven Rome, 't welk men hen had leeren verafschuwen. Overal openbaarden zich de vruchten van zijn arbeid. De eene preek na de andere werd gehouden in eenzame buitenherbergen, in afgelegen dorpen, op achter heuvelen verscholen hoeven; woorden van geloof en liefde werden gehoord in de werkplaatsen, op het veld, in de huiskamers. De bisschop legde er zich op toe, zijn volk te leeren kennen en de harten te treffen. Het uitvloeisel van zijn studie en overweging, gevoegd bij de waarneming van den eigenaardig Amerikaanschen geest, was de samenstelling van het merkwaardige boek The Faith of our Fathers.
Uit dit werk blijkt overduidelijk het karakter van den kardinaal. Zooals het boek is de man, overeenkomstig het bekende Fransche gezegde: le style c'est l'homme.
De juistheid van uitdrukking, de helderheid van uiteenzetting, de klaarheid van gedachte en bovenal de grondige kennis van het onderwerp, zoowel als het volkomen begrip van den gemoedstoestand dergenen, voor wie het werk bestemd was, dit alles maakte The Faith of our Fathers tot een eenig boek. Het heeft reeds een verbreiding gevonden van 160.000 exemplaren en is in vijf Europeesche talen overgezet. Binnenkort zal ook in onze taal een uitgave verschijnen, bewerkt door Pater Ermann, die daartoe de toestemming van Mgr. Gibbons verkregen en door zijn vertolking van kardinaal Mannings Tijdverdrijf getoond heeft de rechte man te zijn voor dezen letterarbeid.
Het is niet te verwonderen dat het boek een ontzaglijken aftrek heeft gevonden en door nietkatholieken als de beste uiteenzetting van het katholiek geloof, door de katholieken als een schat van christelijke wetenschap beschouwd wordt.
uit een brief van kardinaal gibbons.
Kardinaal Gibbons doorschouwt zoo scherp den gemoedstoestand van velen, die tegenwoordig buiten de Kerk omdwalen, dat hij gedeeltelijk reeds weer een nieuw werk gereed heeft, bestemd om aan te toonen hoe redelijk de grondslag des Christendoms is.
In 1877 werd hij benoemd tot coadjutor van Mgr. Bayley en na den dood van dien eerbiedwaardigen prelaat volgde hij hem, den 3en October 1887, op den roemrijken aartsbisschoppelijken zetel van Baltimore.
Met leedwezen scheidde hij van zijn nederiger en moeitevoller werkkring en nam den nieuwen last op de schouders met die belanglooze toewijding, welke in elken arbeid niets anders zocht dan de meerdere eere Gods. Scholen, kerken, liefdadige instellingen verrezen en kwamen tot bloei. De gebeden der Carmelieten en de werkdadige ijver der Jesuïeten brachten zegen over het diocees. Gemakkelijk voor ieder toegankelijk, voor armen en rijken dezelfde apostolische man, zag de aartsbisschop van Baltimore zijn naam in alle kringen geëerd.
Zooals wij reeds aanstipten, zat hij als apostolisch delegaat het derde nationaal Concilie van Baltimore voor, dat, den 9en November 1884 geopend, vier achtereenvolgende weken duurde. Bijna tachtig bisschoppen der Vereenigde Staten waren hier tegenwoordig, en met uitzondering van het Vaticaansch Concilie, was het dan ook de talrijkste Kerkvergadering, die sedert het Concilie van Trente gehouden is.
Een der voorname besluiten van het Concilie van Baltimore was de stichting van een Katholieke Nationale Universiteit. Z.H. Leo XIII schreef daarover aan Mgr. Gibbons: ‘Het was ons een groote voldoening, te vernemen dat Gij en uwe bisschoppelijke Medebroeders het schoone werk hebt ondernomen van zoo spoedig mogelijk in Amerika een Katholieke Universiteit te stichten. Dit werk zal groote diensten bewijzen aan den godsdienst en uw land, en der letterkunde en wetenschappen zeer bevorderlijk zijn.’
In het voorjaar van 1886 liep het gerucht dat de aartsbisschop tot de waardigheid van het kardinalaat zou verheven worden, en op den 7en Juni van dat jaar wees de Heilige Vader in het consistorie Mgr. Gibbons inderdaad voor het purper aan, te gelijk met Mgr. Tascherau, van Quebec.
Den 30en Juni werd hem de beretta of het scharlaken kapje overgereikt door Mgr. Kenrick, aartsbisschop van St. Louis, wiens eerwaardige broeder hem vijf en twintig jaren te voren op denzelfden dag tot priester had gewijd in de kapel van St. Mary's Seminary te Baltimore, in de schaduw van de kathedraal, waar de kardinaal het sacrament des Doopsels ontvangen had.
In Januari van het volgend jaar ging Zijne Eminentie scheep naar Rome in gezelschap van Mgr. Tascherau en beider secretarissen om uit de banden des Pausen den kardinaalshoed te ontvangen, en den 17en Maart nam hij bezit van zijn titelkerk Santa Maria in Trastevere.
Bij gelegenheid van zijn verblijf te Rome bepleitte Mgr. Gibbons bij den Heiligen Stoel de zaak der werkliedenvereniging, bekend onder den naam van Ridders van den Arbeid, en toonde daardoor dat ook onder het prinselijk purper zijn hart even warm bleef kloppen voor de arbeidende klasse.
Kardinaal Gibbons is, gelijk ons portret aantoont, evenals kardinaal Manning, van een ascetisch uiterlijk, maar door den ernst zijner trekken straalt een gloed van vurige menschenliefde en innemende goedheid, die ook den meest bevooroordeelde onmiddellijk treft en trekt. Hij draagt het scharlaken kardinaalskleed met den eenvoud van een gewoon priester.
Op den kansel spreekt kardinaal Gibbons veeleer dan dat hij preekt; hij is de meest ongekunstelde der redenaars. Zijn ernst is aanstekelijk en het was zijn klaarblijkelijke oprechtheid, die een zijner hoorders, na een preek over het geloof en de goede werken, deed schrijven: ‘het was een eerlijk hart, sprekende tot alle eerlijke harten van de wereld.’
Het zal onzen lezers genoegen doen, van dat eerlijke hart, van dien scherpen geest ook een lofspraak op onze Illustratie te vernemen. Daarom hebben wij in dit nummer in fac-simile een gedeelte weergegeven van een brief, door Zijne Eminentie tot het bovenbedoelde lid onzer redactie gericht en bijzonder vereerend voor ons tijdschrift.
In het Hollandsch luiden de woorden van Mgr. Gibbons aldus:
‘Ik neem de vrijheid mijn hooge waardeering uit te drukken voor uw geïllustreerd katholiek blad, dat ten zeerste voor uw ondernemingsgeest en goeden smaak getuigt. Ik ben niet in staat over de leesstof van het tijdschrift te oordeelen, daar ik niet bekend ben met de Hollandsche taal. Maar ik bewonder toch de sierlijkheid en het aantrekkelijk karakter der platen, die uw blad tot een welkomen bezoeker bij de geloovigen van Nederland moeten maken.’
Dit laatste zal zeker bijzonder gelden van het portret op de eerste bladzijde, waardoor dit nummer onzen lezers nog meer dan anders welkom zal zijn.
J.R.v.d.L.