Bij de Platen.
De Condor in het hooggebergte. -
Geen berg zoo hoog, geen zee zoo diep of overal treft men bewerktuigd leven aan, overal bewijzen der scheppende almacht van Hem, die het ontzaglijk heelal uit het niet te voorschijn riep! Zoo zijn de tusschen vier en vijf duizend meter hooge kammen der Cordilleras van Magalhansland tot voorbij Quito, waarop de mensch wegens de dunneluchtlaag nog maar met moeite ademen kan, het verblijf van den condor, dien reus onder de vogels.
Wat de lammergier is op de Alpen, is de condor (Vultur gryphus) in de bergketen der Andes van Zuid-Amerika. Hij bewoont er de meest ontoegankelijke spitsen, de kruinen namelijk van naakte rotsen, aan de onderste grens der eeuwige sneeuw, 10 tot 18000 voet boven de oppervlakte der zee. In zijn vlucht kan hij zich echter nog hooger verheffen. Humboldt berekent dat hij 21,834 voeten boven de zee, dus zelfs nog hooger dan de Chimboraso oprijst en daarbij luchtlagen doorvliegt van schier alle graden van dichtheid en temperatuur. Even gemakkelijk daalt hij weer tot het zeestrand neer, als de jacht op zijn prooi hem daartoe aandrijft. Hij is inderdaad de onbeperkte heerscher in het luchtgebied; in zijn vlucht beschrijft hij wijde spiralen zonder merkbare vleugelbeweging, als het ware in de lucht zwemmend, en stort dan suizend op den bespieden buit neer.
Ofschoon zich gewoonlijk met dood aas voedend, valt hij ook levende dieren aan. Hij rooft geiten, schapen, jonge lama's en kalveren, waarop hij zich soms werpt op het oogenblik dat zij geboren worden, en komt overigens in levenswijze geheel met den Europeeschen lammergier overeen. Hij vervolgt het rund zoolang tot het afgetobd en met uit den bek hangende tong neervalt. De roover scheurt het dan de tong uit den bek en pikt het de oogen uit. Evenals alle gieren is hij bijzonder taai van leven.
De lengte van zijn lichaam bedraagt een meter, maar als hij de vleugels uitstrekt, meet hij van de eene vleugelspits tot de andere wel zes meter.
De algemeene kleur van den condor is zwart, hier en daar met een licht tikje grijs. Alleen de grootste vleugeldekveeren zijn wit, maar aan het uiterste einde en onderaan toch weer zwart. De ongemeen slanke en naakte nek is van een wit donskransje omgeven.
Een nest schijnt de condor niet te bouwen, maar op vooruitstekende rotspunten zijn eieren uit te broeden. Evenals de meeste giersoorten is ook de condor, in de kooi gehouden, een uiterst dankbare vogel, want een levensduur van dertig en meer jaren is bij hem geen zeldzaamheid.