Bij de platen.
Fallstaff en zijn schildknaap. -
Fallstaff is een der beroemdste gestalten, door het dichterlijk genie van Shakespeare geschapen. Heele verhandelingen zijn geschreven om het raadselachtig karakter van dat merkwaardig personage uiteen te zetten. De grootste kunstrechters hebben zich in de beschouwing van dat zonderlinge, te gelijk afstootende en aantrekkelijke wezen verdiept en de uiteenloopendste uitleggingen gegeven van de bedoeling, die de groote dichter met deze monsterachtige en toch onweetstaanbaar lach wekkende figuur kan gehad hebben.
Hoogstwaarschijnlijk heeft Shakespeare, die in zijn drama Koning Hendrik IV de edelste en hoogste ridderdeugd ten tooneele wilde voeren, de verheven grootheid daarvan nog schitterender willen doen uitkomen door de tegenstelling van Fallstaff, den verloopen en verz.pen edelman, die een en al laagheid en cynisme is, geen eergevoel of geweten kent, met alles lacht en spot en aan niets denkt dan goed eten en vooral goed drinken.
Ondanks die allesbehalve beminnelijke eigenschappen vermaakt hij het publiek juist door de ongegeneerde plompheid, waarmee hij voor zijn ondeugden uitkomt, en door de kwinkslagen en leuke zetten, waardoor hij gestadig den lachlust opwekt.
De schilder van ons tafereel heeft den oolijken, vroolijken sinjeur in al de tegenstrijdigheid van zijn kwade en goede eigenschappen, die het eigenaardige van zijn karakter uitmaakt, weergegeven.
Aan het welgedane ronde lichaam en de zelfbehaaglijk lachende tronie herkent men den gezonden zwelger, voor wien er geen hooger genot bestaat dan een welvoorziene tafel.
De verschijning heeft niets van een edelman; ze kon evengoed die zijn van een bottelier, met de ruwheid van een sjouwer. Toch teekenen zijn trekken bij dat alles een goede luim en een goedhartigheid, die ons met al het onhebbelijke in zijn persoon verzoenen, - althans voor een oogenblik. Want bij slot van rekening zijn ook die beminnelijke hoedanigheden niets anders dan zelfzucht. Fallstaff verliest nooit zijn goede luim, ook al zag hij het bitterste leed zuchten en schreien: dat raakt zijn koude kleeren niet. En hij is goedhartig omdat hij het genoeglijker vindt, grappen te maken dan ruzie te zoeken; maar die goedhartigheid zou hem niet beletten, ingeval men hem te na kwam, aan zijn eigen belang zijn besten vriend op te offeren. Kortom, hij leeft alleen voor zich en voor zijn eigen genoegen.
Ook de schilder heeft tot verhooging der werking van zijn tafereel tot een tegenstelling zijn toevlucht genomen. Naast den ruwen, ronden kerel zet hij den kleinen schildknaap, - het beeld der argelooze onschuld naast dat van de spottende verdorvenheid. Toch kon hij, om in de waarheid te blijven, die onschuld niet zoo argeloos maken, als de tegenstelling wel deed wenschen. Niet straffeloos toch oefent het jongske het ambt van Fallstaff's schildknaap uit. Het voorbeeld, dat hij gestadig voor oogen ziet, blijft niet zonder invloed op zijn nog kinderlijke ziel, en ook den kleinen gannef straalt de ondeugd al uit de oogen.