diepe medelijden, dat dergelijke ongelukkigen, gehuld in den nacht des waanzins, verstoken van het edelste en beste, wat de mensch bezit, ons door hun deerniswaardig lot afdwingen. En toch langen tijd heeft het geduurd, voordat men tot recht begrip hiervan gekomen is en de krankzinnigenverpleging als een zaak van bijzondere zorg is gaan beschouwen.
Tot zelfs nog op het einde der vorige eeuw werden de krankzinnigen beschouwd als verachtelijke wezens, die, zoo zij schadelijk konden zijn voor de omgeving, in kerkers werden opgesloten, of, zoo hun ziekte van meer goedigen aard was, aan de openbare bespotting werden prijsgegeven.
Naar gelang echter de geneeskunde meer en meer op wetenschappelijke grondslagen gevestigd werd, erkende men ook langzamerhand in den krankzinnige slechts den ongelukkigen evenmensch, die meer dan eenig ander hulp en verpleging noodig heeft, en bij wiens behandeling meer dan elders de wet der humaniteit als lex suprema gelden moet.
villa 1e klasse mannen.
In den aanvang dezer eeuw was het vooral de geneesheer Pinel, die den stoot gaf tot een betere verpleging en behandeling dezer ongelukkigen, en langzamerhand verrezen er in de verschill nde landen doelmatige gestichten, waar men het lijden der krankzinnigen trachtte te genezen of wel te verzachten.
In Nederland bleef men nog langen tijd ten achter en in 1837 was de toestand hier nog zoodanig, dat de hoogleeraar Schroeder v.d. Kolk bij de overgave van het rectoraat der hoogeschool te Utrecht van de gelegenheid meende te moeten gebruik maken om er zijn landgenooten op te wijzen, in welken verwaarloosden toestand zich de krankzinnigenverpleging hier te lande nog bevond. Aan zijn krachtdadig optreden is het voorzeker te danken, dat men ook in ons land zich het lot der krankzinnigen heeft aangetrokken en in verschillende steden inrichtingen te hunner verpleging werden opgericht. Doch ook hiermee bleek men het einddoel niet genaderd te zijn. Meer en meer was men tot de ervaring gekomen, dat de verpleging in een kalm, rustig oord op het platteland, zoo mogelijk vereenigd met geregelden arbeid, voor de lijders verre te verkiezen was.
Het was voornamelijk aan dit idee, dat het gesticht Coudewater zijn ontstaan te danken heeft.
Door de overbevolking van het gesticht te 's-Hertogenbosch er toe geleid, vatte de directeur Dr. E.v.d. Bogaert het plan op, de stichting eener dergelijke inrichting op het platteland te beproeven. Aan zijn initiatief en voortvarendheid dankt Coudewater grootendeels zijn ontstaan.
Een woord van hulde aan de nagedachtenis van dezen man, die door een noodlottig toeval helaas te vroeg aan de wetenschap, de lijdende menschheid en zijne dierbaren werd ontrukt, moge hier zijn plaats vinden.
Toen het plan bij hem tot rijpheid gekomen was, wist hij zich de hulp te verzekeren van zijn collega Dr. L.Th. Pompe. Gesteund door gunstige adviezen van de Inspecteurs der gestichten voor krankzinnigen, dienden zij bij de Provinciale Staten van Noord-Brabant een voorstel in tot het sluiten eener overeenkomst tot verpleging van de armlastige krankzinnigen in Noord-Brabant. Dit voorstel werd aangenomen.
Door eenige vermogende particulieren werden de noodige gelden bij elkaar gebracht, en op 26 Juli 1870 werd bij notarieele acte ‘de maatschappij tot verpleging van krankzinnigen op het platte land’ geconstitueerd.
Als geneesheeren-directeuren traden op Dr. van den Bogaert en Dr. Pompe. De eerste zorg bestond nu in het verkrijgen van een goed terrein, en hiervoor wist de maatschappij zich den aankoop te verzekeren van het landgoed Coudewater, dat met bijbehoorende gebouwen en landerijen een oppervlakte besloeg van ruim 42 Hectaren.
Den 1en December 1870 werd het gesticht geopend en zo December daaropvolgende bij koninklijk besluit als geneeskundig gesticht voor krankzinnigen erkend.
Dadelijk mocht de onderneming zich in een groot succes verheugen, zoodat in 1873 reeds de toenmalige redacteur der Katholieke Illustratie een en ander omtrent dit gesticht aan zijne lezers meende te moeten meedeelen en beloofde mettertijd er nog eens op terug te zullen komen.
Geen wonder dan, dat dit tijdschrift het zich tot een plicht rekende, nu het gesticht zijn vijf-entwintigjarig jubileum viert, deze belofte gestand te doen.
Veel is er sinds dien tijd veranderd; langzamerhand werd de inricht ng meer en meer uitgebreid en overal, waar dit noodig bleek, verbeteringen in ruime mate aangebracht.
Mogen er soms ook al minder goede tijden voor het geslicht zijn geweest, - we herinneren aan de overplaatsing der krankzinnige gevangenen naar Medemblik en van de armlastige krankzinnigen uit Noord-Brabant naar Voorburg, - steeds echter is Coudewater in bloei toegenomen en steeds heeft het zijn naam weten te bewaren als een der beste gestichten van Nederland.
Het is voorzeker niet aan mij, hier zulk een absoluut oordeel te vellen en een palmtak uit te reiken, doch ik schrijf hier alleen neer, wat mij herhaaldelijk èn door leeken èn door deskundigen is verzekerd.
Die voortdurende bloei en verbetering is niet het minst toe te schrijven aan de uitmuntende leiding, aan de vrijheid van handelen, den geneesheeren gegeven, en tevens aan de omstandigheid, dat het hoofd van den geneeskundigen dienst tevens directeur van het gesticht is.
Gunstig gelegen aan de stoomtram 's-Bosch-Helmond en van voren omgeven door een sierlijk, welig begreeid park, met ruimen vijver en fonteinen, maakt het gesticht op den bezoeker reeds dadelijk een aangenamen indruk.
Ter weerszijden, aan den weg gelegen, vindt men de woningen der doctoren, terwijl op den achtergrond tusschen het groen zich het hoofdgebouw verheft.
Ofschoon in den beginne het voornemen bestond om een centraal-inrichting te maken en op afgelegen punten woningen te bouwen, waar krankzinnigen onder toezicht van vertrouwde bedienden konden gesteld worden, heeft men dit plan spoedig om verschillende redenen moeten laten varen en vindt men nu een hoofdgebouw en daarachter de verschillende afdeelingen paviljoensgewijze opgetrokken.
De laatsruimte laat niet toe hier een gedetailleerde beschrijving der verschillende gebouwen en hunne bestemming te geven; een vluchtig overzicht meen ik den lezers echter niet te mogen onthouden.
In het hoofdgebouw bevinden zich uitsluitend de lokalen der administratie, de receptiezalen, de protestantsche kapel en verder kamers, welke in gebruik zijn bij het aan de inrichting verbonden personeel.
Achter dit hoofdgebouw is het geheele gesticht door een overlangsche scheiding in twee helften verdeeld, links de verschillende afdeelingen der mannen, rechts die der vrouwen.
De linkervleugel van het hoofdgebouw bevat de centrale ziekenzalen voor de mannelijke verpleegden; verder eenige verblijfzalen, isoleerkamers en een tuin, welk gedeelte dient als observatiekwartier.
Op één lijn hiermee staan de gebouwen voor de mannenafdeeling eerste en tweede klasse, met ruime afzonderlijke verblijf- en eetzalen, badkamer en een gemeenschappelijken tuin. Op de bovenverdieping bevinden zich afzonderlijke slaapkamers voor de eerste klasse en gemeenschappelijke slaapzalen voor de tweede klasse, terwijl daartusschen zoowel hier als verder de kamers der opzichters gelegen zijn.
Achter deze gebouwen in den gemeenschappelijken tuin is de afdeeling voor de onrustige lijders der hoogere klassen geplaatst met een geheel afgescheiden tuin.
Tot het verblijf voor verpleegden eerste klasse moet nog gerekend worden eene villa, die geheel afzonderlijk, vrij gelegen en door een tuin omgeven is, en elient voor lijders, welke een aparte verpleging verlangen.
Tusschen deze gebouwen en den achterbouw, welke bestemd is voor lijders der vierde klasse, vindt men nog een zeer goed ingericht paviljoen voor verpleegden der derde klasse.
paviljoen 3e klasse mannen.
De gebouwen voor de vierde klasse zijn eveneens verdeeld in afdeelingen voor rustigen, half-onrustigen, storenden en gebrekkigen. Bij de rustige afdeeling bevinden zich de werk-