De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12
(1895)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet jongensweeshuis van Santa Rosa.Velen onzer lezers zullen zich nog herinneren, hoe vijf jaren geleden de Weleerw. P. Frie het land doorreisde en de hulp zijner landgenooten inriep tot een grootsche en heerlijke onderneming. Een aanvallig negerknaapje, dat hem vergezelde, steunde als een levend argument de welsprekende bede van den ijverigen priester. Toen deze verhaalde, dat er in onze West-Indische kolonie zoovelen dier lieve negerknaapjes rondzwierven, in gebrek en armoede en onwetendheid, met de treurige toekomst om onherroepelijk voor godsdienst en maatschappij verloren te gaan, toen aarzelden weinigen in weerwil der talrijke offers, die zij zich als Nederlandsche katholieken reeds getroostten, ook een milde aalmoes te storten voor de nieuwe stichting van Santa Rosa. Hoe nu kon het grootsche doel, de zedelijke en maatschappelijke verbetering onzer West-Indische kolonie met name van Curaçao bereikt worden door een jongensweeshuis? ‘Gebrek aan arbeid,’ zoo redeneerde Pater Frie, ‘is op Curaçao de feitelijke oorzaak der groote armoede, welke wederom tal van verkeerdheden op zedelijk gebied in het leven roept. Dit gebrek aan arbeid komt voor een groot gedeelte van onkunde in het ambacht. Bekwame werklieden getuigen volstrekt, dat geen enkel Curaçaosch ambachtsman, op welk gebied ook, met een Europeeschen of Amerikaanschen kan wedijveren, zoodat èn op het eiland zelf èn aan de nabij zijnde kust altijd nog en terecht aan Europeesche artikelen voor industrie en voortbrenselen van kunst de voorkeur wordt gegeven. Bijgevolg kan een jongensweeshuis, waar de meer volwassenen volgens Europeesche methode in vijf hoofdambachten: schrijnwerken, metselen, smeden, schilderen, schoen-en kleermaken, worden onderwezen, niet anders dan een machtig gunstigen omkeer in het tijdelijk welzijn der arme bevolking teweegbrengen en te gelijk tot haar geestelijk welzijn, dat door de groote ondeugden, waartoe hun armoede de aanleiding is, worden tegengewerkt en verijdeld.
de kleine weezen aan tafel.
Dit te meer, wijl de bevolking niet zoo buitengewoon groot en het ontwerp dezer stichting zóó is, dat de jongens, reeds op twintigjarigen leeftijd uit het weeshuis getreden en zich goed gedragend, in het atelier van industrieartikelen en kerkelijke kunsten, aan het weeshuis verbonden, hun aangeleerde ambachten tot hun voordeel en dat hunner vrouwen en kinderen kunnen blijven uitoefenen.’ Niemand zal beweren, dat deze redeneering niet bondig en krachtig tot de gevolgtrekking leidt, ‘dus is een jongensweeshuis op Curaçao allernuttigst.’ Maar wat spoedig en gemakkelijk gezegd is, is nog niet spoedig en gemakkelijk gedaan. Het gebouw alleen, al was het nog zoo bescheiden van omvang en stijl, moest ruim genoeg zijn, om een voldoend aantal weezen te kunnen bevatten; er moest een fonds worden gesticht, waardoor het bestaan der inrichting verzekerd en gewaarborgd werd; er waren gelden noodig, waarmede het aannemen en opvoeden van een grooter aantal jongens, het onderhoud van liefdezusters, de aankoop van machinerieën, gereedschappen en materialen kon worden bekostigd. Pater Frie vertrouwde op den Vader der weezen en op de naastenliefde vooral zijner katholieke landgenooten. En thans, na vijf jaren, geeft hij, op deze gravures, naar zijn eigen photographieën vervaardigd, de heerlijke vruchten van zijn arbeid en van uw aalmoes in beeld te aanschouwen. 't Is, alsof hij met dankbaarheid en rechtmatigen trots u deze tafereeltjes toonend, u toeroept: ‘Ziet, landgenooten, hoe ik gewoekerd heb met uwe offervaardigheid.’ Op de eerste gravure zien wij de kleine weezen. Zooeven hebben zij gezamenlijk het morgengebed verricht, waarin zij hun Hollandsche weldoeners nimmer vergeten. Na aldus op echt Christelijke wijze het eerste werk van den dag onmiddellijk voor God te hebben verricht en de volgende aan zijn meerdere glorie gewijd, verkwikken zij zich aan den geurigen morgendrank, door hun geestelijke moeder (soeur Euphrosine) mildelijk geschonken. Vindt ge dat geen aardig groepje? De levenslust straalt uit de heldere kijkers, wier glans te sterker uitkomt bij de zwarte gelaatskleur Is het misschien ook, dat het weezen zijn, wat u aantrekt? Het klare daglicht, vroolijk door de kamer schijnend, werpt bekoorlijke tinten vooral op de innemende, zacht weemoedige trekken van dien lieven kleine, rechts aan het boveneinde der tafel. Zijn ook deze knaapjes niet beminnelijk, al behooren zij niet tot de blanken? Hebben ook zij niet dat aantrekkelijk naïeve, der jeugd eigen? Ziet hoe zij allen zonder uitzondering oogen en leden naar het photographietoestel wenden. Hun helderwitte kieltjes en de onberispelijke zindelijkheid, welke van hun frissche kroeskopjes en uit hun omgeving tot van de blinkend glad geschuurde tafel u tegenglanst, doen ons denken aan de reinheid en onschuld hunner ziel. Wel kan schijn bedriegen, vooral bij het negerras, maar niet gemakkelijk hier, waar de prille jeugd haar eerste, de meest aangrijpende en duurzame indrukken ontvangt van liefde tot godsdienst en deugd, van het voorbeeld des kleinen Jesus van Nazareth. Zegenend ziet het Goddelijk Kind op zijn lievelingen neder. Zuster Euphrosine toont door de vroolijke goedhartigheid en innige voldoening, waarmede zij het lichamelijk welzijn harer geestelijke kinderen verzorgt, dat de kleinen aan goede handen zijn toevertrouwd. Hoe moet, weldoeners dier weezen, het gezicht alleen van hun geluk u reeds beloonen! Hadden uw aalmoezen niet gevloeid, zij lagen misschien in den duisteren hoek van een armzalige, walglijke, onzindelijke hut opeengepakt, aan de wreedste verlatenheid ter prooi, naar ziel en lichaam verwaarloosd, ongelukkig voor dit leven en voor de eeuwigheid. Thans zijn zij voor al die onheilen behoed, zullen zij integendeel kinderen blijven | |
[pagina 88]
| |
der Klerk en nuttige leden worden der maatschappij, Straks komen, gelijk de degelijke musieknoten op het teekenbord aankondigen, de eerste beginselen van kunst en kennis hun nog gesloten verstand openen en ontvankelijk maken voor verdere ontwikkeling, hun aanleg en wilsvermogen prikkelen tot lust en arbeidzaamheid.
in de smidse.
Die arbeidzaamheid zien wij in volle werking op gravure II, waar de oudere weezen, onder het toezicht van den in het vak vergrijsden meester, vijl of boor hanteeren, den blaasbalg in beweging brengen, of het aambeeld doen dreunen. De doelmatige smidse geeFt ons te gelijk een staaltje van bedrijvigheid en orde, welke in de winkels der andere ambachten heerschen, en waarin de wakkere jongens door de bekwaamheid niet het rninst van Pater Frie zelven voorgelicht, belangrijke en Iraaie werkstukken leveren, als: predikstoelen, communie-banken, altaren. Na den arbeid komt den werkman rust toe, een waarheid, welke men tegenwoordig wel niet behoeft te verkondigen; wij leggen ook niet zoozeer daarom den lezer de derde gravure voor, als wel ten bewijze, hoe de rust den werkman inderdaad nieuwe krachten kan schenken, zonder dat zij in uitspatting en losbandigheid ontaardt. 't Is Zondagmidclag en het uur der ontspanning. De oudere jongens zijn hier gezellig bij elkander. Bij alien is de hoofdtoon vroolijkheid, welke zich, tot op den achtergrond toe zichtbaar, bij den een lucht geeft in ondeugende schalkheid, bij den ander in boertige scherts, bij een derde in een gullen lach, bij een vierde in een kluchtige houding. Wat de ontspanning vooral bevordert, is die onderlinge vroolijkheid, die eenstemmigheid, die harmonie, welke over het geheel ligt uitgespreid en vooral duidelijk spreekt uit het tafereel op den voorgrond. Allen - tot den jongen die, zijn glas ledigend, schijnbaar niet oplet, toe - vallen hem, die zooeven een artikeltje uit de UnionGa naar voetnoot1) voorlas en thans zijn oordeel en genoegen daarover uit, volkomen bij, dat Pater Jansen (de redacteui) weer op een aardige manier de waarheid gezegd heeft. Zij, de arme negerwerklieden, lachen met de domheid van sommige hunner Europeesche of Amerikaansche collega's, die om hun lot te verbeteren en hun verdiensten te vermeerderen, beginnen met de bronnen van verdiensten te stoppen, den arbeid te staken en door oproerigheid en averechtsche manier van betoogen hun toestand geheel onhoudbaar maken. Moeten wij den toeschouwer nog wijzen op het nette voorkomen dier jongelingen uit de laagste volksklasse? Wie ziet niet, hoe de aanleg, dien zij tot beschaving bezitten, met vrucht wordt ontwikkeld in het weeshuis Santa Rosa? Het welopgevoede en ingetogene tevens hunner manieren, wordt niet beschaduwd, integendeel nog beter in het licht gesteld door eene zekere losheid en nochalance. Welk een bekoorlijk denkbeeld, dat deze jongelieden veel beloven voor de verbetering van den maatschappelijken en zedelijken toestand onzer kolonie. Hun deugd en braafheid, welke zij van jongsat beoefend hebben, zal hen eens tot waardige huisvaders maken, die, de opvoeding der kinderen als een hoofdplicht des huwelijks beschouwend, krachtige en weldadigen invloed zullen uitoefenen op hun landgenooten.
het muziekkorps van het weeshuis.
Gravure IV geeft ons de beschaving en veredeling van een ander standpunt te zien in de beoefening der schoone kunst, die zich tevens zoo gemakkelijk tot gezellige uitspanning leent, de muziek. Het muziekkorps houdt repetitie onder leiding van den braven kapelmeester der schutterij, die trouw iedere week uit de stad overkomt, om, kosteloos onderwijs gevend, op zijn manier tot den bloei der inrichting bij te dragen. Met muziekkorps is klein, merkt ge misschien op, maar zegt het voor de stichting niet veel, na de weinige jaren van haar bestaan, reeds een eigen harmonie te bezitten, welke zooveel dorpen, zooveel steden zelfs in ons vaderland missen? De virtuozen maken zulke snelle vorderingen, dat zij niet alleen voor hooggeplaatste bezoekers hun volksliederen al dapper laten klinken, maar met succes voor het publiek zijn opgetreden op de Soirée Musicale et Littéraire, ten voordeele van de behoeftige nagelaten betrekkingen der gesneuvelden op Lombok gegeven op initiatief van het muziekgezelschap ‘St. Caecilia’ onder het Eerevoorzitterschap van den HoogEdelGestrengen Heer Mr.C.A.H. Barge, Gouverneur van Curaçao, den 17 November 1894.
een uurtje ontspanning.
Onder de verschillende nummers van het program trekt vooral no. 4 onze aandacht: Marche des Orphelins. Duitsche Polka. ‘Stille Nacht,’ Duitsch Kerstlied. Uitgevoerd door het orkest van het Sint-Jozef-Weeshuis te Santa Rosa. In den weidschen titel, op een program zeker niet erge rend, moge wat overdrijving schuilen, geen overdrijving, maar stellige zekerheid is het, dat het ‘orkest’ zich onberis pelijk van zijn taak heeft gekweten en dat naar aanleiding daarvan de feestredenaar, een Israëliet, den onpartijdigsten en hoogsten lof toezwaaide aan Pater Frie, door de weesinrichting zoo weldadig en vruchtbaar werkend aan den voorspoed, veredeling en vooruitgang onzer West-kolonie, met name van Curacao. Moge de pastoor van Santa Rosa de vruchten van zijn arbeid immer zien aanwassen; moge hij zijn oorspronkelijk ontwerp geheel verwezenlijkt zien, en in staat worden gesteld zijn stichting volkomen te voltooien; mogen alien, die in de toekomst daartoe medewerken, dezelfde voldoening genieten als zij, die hun offervaardigheid reeds hebben getoond en met dezen vooral het loon, door onzen grootsten dichter zoo treffend bezongen:
Geen armer Wees op aerde zwerft,
Dan die der Weezen Vader derft;
Der Weezen Vader derft hij niet,
Die Weezen troost in haar verdriet.
Fr. P.F. van Dijk.
|
|