Bij de Platen.
Grootmoedertje. -
Kinderen hebben met aapjes de eigenschap gemeen, dat zij alles willen nadoen. Al wat zij groote menschen zien verrichten, willen zij ook eens probeeren. Misschien is de oorzaak daarvan wel hierin te zoeken, dat zij het vooruitzicht hebben - in hun oog natuurlijk een heerlijk vooruitzicht - eenmaal groote menschen te worden en zij alvast een proefje wollen hebben van de toekomst, door zich spelenderwijs in de rol van volwassenen te verplaatsen.
Het kleine ding van ons aardig tafereeltje op de eerste bladzijde van dit nummer is al heel voorbarig in dat vooruitloopen van den tijd. Zij heeft er plezier in, zich als een oud grootje voor te doen. Opdat er aan die illusie niets ontbreke heeft zij grootmoeders ouderwetsche muts en haar knijpbril opgezet en neemt nu het dikke oude boek met de Levens der Heiligen ter hand, waarin de oude vrouw altijd zoo aandachtig zit te lezen.
‘Nu ben ik grootmoeder,’ meenen we haar oolijk lachend te hooren zeggen, en wij. wijze groote menschen, kunnen niet nalaten de opmerking te maken: ‘Heb daar maar zoo'n haast niet mee, schalk jong ding, je zal toch nog oud zijn eer je het weet.’