maken. Zoo beweerde zeker Londensch blad, dat er om een glas Engelschen wijn te drinken vier personen noodig zijn: vooreerst de patiënt, dan twee mannen om hem vast te houden en een vierde, om met een trechter gewapend, hem het vocht met geweld in de keel te gieten.
De moedige ondernemer liet zich evenwel door de aardigheden, waarmee zijn ‘wijn der toekomst’ begroet werd, niet van zijn stuk brengen. Hij koos op zijn landgoed Castle Coch een plekje grond uit, dat in zachte helling naar het zuiden gelegen en tegen den Noorden-, Oosten- en Westenwind door een boschje en twee hooge heuvels beschermd was.
De intendant, die met den aanleg van den wijngaard was belast, was schrander genoeg om daarvoor afzetsels te kiezen van wingerd-soorten, die het meest in Noord-Frankrijk verspreid zijn. Verschillende proefnemingen hebben hem ten slotte een soort doen ontdekken, die tegen de harde winters van het land van Wallis bestand is. De zuidelijke wijnstok kan aan de oevers van het St.-George-kanaal geen wortel schieten en zelfs de krachtigste Amerikaansche verscheidenheden bezweken spoedig in een streek, waar het aantal regendagen van 150 tot 280 per jaar bedraagt en de zomer soms niet meer dan veertiendaag of drie weken duurt.
Het was zeker een groote onvoorzichtigheid van den intendant, stekken uit de Nieuwe Wereld in een land te halen, waar tot dusver de phylloxera of druifluis niet was doorgedrongen; maar gelukkig voor de toekomst der Engelsche wijngaarden hebben de strengheden van het klimaat te gelijk met het gevaarlijke woekerinsect ook de wijnstokken vernield, die het over den Britschen bodem hadden kunnen verspreiden.
De aanplant van Castle Coch dagteekent van 1875. De oogsten van '77 en '78 konden niet meer dan een aanmoedigingspluk heeten. De opbrengst dier beide jaren ging de hoeveelheid van twee hectoliter niet te boven, - zeker een bescheiden resultaat voor een wijngaard ter oppervlakte van iets meer dan een hectare. De voornaamste moeielijkheid was ondertusschen overwonnen; de wijnstokken hadden vruchten gedragen en de uitkomst scheen de stoute verwachtingen van den ondernemer te rechtvaardigen: hij had de weerbarstigheid van klimaat en bodem overwonnen. Ongelukkig was de zomer van 1879 zoo regenachtig en zoo kort, dat bij gebrek aan zon geen enkele druiventros rijp kon worden.
Een in het vervolg te vaak opgedane ondervinding heeft lord Bute geleerd dat zulk een tegenspoed zelden op zich zelf staat. Als de oogst van het eene jaar niet tot rijpheid is kunnen komen, zijn ook de ranken voor het volgend jaar met onvruchtbaarheid geslagen, zoodat alsdan de oogst opnieuw uitblijft.
De oogst van 1881 was vrij goed, maar de jaren '82 en '83 waren weer allernoodlottigst. Hier komt er een onderbreking in de reeks der teleurstellingen: de wijngaard van Castle Coch brengt in 1884 elf hectoliters wijn en in 1885 een gelijke hoeveelheid op. Nieuwe misrekening in 1886, gevolgd door een zoo schitterende schadeloosstelling in 1887, dat lord Bute, trotsch op zijn wijngaard van Castle Coch, die niet minder dan acht en twintig hectoliters wijn had opgeleverd, den aanplant van een nieuwen wijngaard gelastte te Swanbridge, een onderhoorigheid van zijn kasteel Cardiff.
De jaren 1888, '89 en '91 waren middelmatig en in '92 werden de wijngaarden door de vorst vernield. Die teleurstellingen werden echter vergoed door den oogst van 1890, die bij de zeventien hectoliters opbracht, en vooral door de buitengewone opbrengst, die een gevolg was van de overmatige zomerwarmte in 1893. In dat vette jaar oogstte de heer van Castle Coch en Cardiff niet minder dan honderd en twaalf hectoliters wijn. Dat ongehoopte buitenkansje veroorloofde hem, zich gelaten te schikken in de misrekening, die hem het volgende jaar wachtte.
De intendant van lord Bute vreest niet te verzekeren dat de prijs van den oogst van '93 naar de veertig duizend gulden zal loopen en derhalve een som vertegenwoordigt, minstens gelijk aan de kosten van aanleg en verdere bebouwing der wijngaarden van Castle Coch en Swanbridge van hun bestaan af.
Al geeft derhalve de wijnbouw in het land van Wallis maar onzekere oogsten, zoo schijnt hij daarentegen op rijkelijk loonende prijzen te kunnen rekenen. Na drie jaren op fust en vier jaren op flesschen gelegen te hebben, wordt de wijn van lord Bute tegen drie gulden den liter te koop gesteld. Het vorig jaar bracht zelfs een dozijn flesschen van Castle Coch, gewas van 1881, bij een openbare verkooping den prijs van zes gulden de flesch op.
Voor zulke cijfers staat het verstand stil. Door welk wonder is het mogelijk dat een wijn, geteeld aan de oevers van het St.-George-kanaal, dus in een land, waar niet eens alle jaren de druiven rijp worden en waar de wijnbouw een uitdaging schijnt aan de natuur en het gezond verstand, even duur verkocht wordt als de vermaardste gewassen van Médoc en Bourgogne?
Om het recht te hebben, de voortbrengselen van zijn wijnbouw in het klein te verkoopen, heeft daarbij markies Bute een patent moeten nemen als wijnkoopman, en men zou dus geneigd zijn, hier aan bedrog te denken. Booze tongen zullen fluisteren dat hij waarschijnlijk wijnen van de beste merken uit Bordeaux laat aanvoeren om die vervolgens onder het bedrieglijk etiket van Cardiff aan den man te brengen.
Zeggen wij aanstonds dat zulk een stout, maar weinig winstgevend bedrog niet noodig is om den grooten bijval te verklaren, dien de wijnen van Castle Coch en Swanbridge aan gene zijde van het Kanaal vinden.
In de oogen der Engelschen hebben de wijnen van lord Bute de dubbele verdienste, een zeer zeldzame koopwaar en daarbij van Britschen oorsprong te zijn. Voor een gastheer is het een voldoening van persoonlijke eigenliefde, zijn gasten een product te kunnen aanbieden, dat in den handel uiterst moeilijk te vinden is. Van den anderen kant komt het er weinig op aan of de wijn van Castle Coch, gewas 1881, goed of slecht is; het is voldoende dat hij op den bodem van het Vereenigd Koninkrijk is gegroeid om ieder trouw onderdaan van koningin Victoria te noodzaken, op straffe van aan een plicht van vaderlandsliefde te kort te schieten, gezegden wijn voor beter te verklaren dan de producten van alle wijngaarden der wereld.
Bij gebrek aan andere verdienste heeft de wijn van het land van Wallis een bijsmaak, die een Engelsch gehemelte bijzonder aangenaam prikkelt; hij smaakt namelijk naar den vaderlandschen grond.
Overigens behoeven de resultaten der proefnemingen van markies Bute ons niet zoo buitensporig te verwonderen, daar het hier minder een nieuwe schepping, dan een herstel van het verleden gold.
De geleerde samenstellers der jaarboeken van Windsor hebben namelijk ontdekt, dat er in 1155 een wijngaard bestond ten zuiden van het kasteel. In 1377 gelastte Richard II zijn schatmeester, de kosten te betalen voor het planten van een wijngaard in het kleine park der vorstelijke residentie, en honderd zes jaren later verhief Richard III een zijner hovelingen, John Peirs met name, tot meester der wijgaarden van het kasteel Windsor, waarvoor hij hem een vergoeding toewees van 30 centen per dag. Ten slotte moet er zelfs in 1820 nog een wijngaard geweest zijn in de onderhoorigheden van het park.
Moet men uit die historische onderzoekingen opmaken dat de wijnstok van 1155 tot 1820 zonder onderbreking in Engeland is gekweekt en eerst zeventien jaren vóór de regeering van koningin Victoria daar spoorloos verdwenen is?
Veel waarschijnlijker is het aan te nemen, dat de wijnbouw herhaaldelijk is beproefd en weer opgegeven naar gelang der wijzigingen, die het klimaat van Groot Brittannië onderging. Het was wel aardig als deze kwestie eens kon opgelost worden, daar zij een helder licht zou werpen op de schommelingen, die zich sedert de middeleeuwen in de temperatuur van West-Europa hebben voorgedaan.