Het Paard en Rijtuig.
Humoreske.
‘Hoor eens, Frits, ik heb een verrassing voor je,’ zei de aardige jonge mevrouw Wildert tot haar man, toen hij uit zijn groote fabriekinrichting naar huis kwam.
‘Een verrassing!.... Je hebt je zeker weer een spotgoedkoopen hoed van dertig gulden gekocht?’ zuchtte Frits, die een beetje huiverig was van verrassingen.
‘Neen, niets van dien aard,’ juichte het jonge mevrouwtje.
‘Zoo, dat niet? Nou, dan krijgen we zeker je mama te logeeren. Maar dan moet ik noodzakelijk voor een dag of veertien de stad uit.’
‘Neen, mama is niet wel.’
‘Goddank!’ was bijna aan zijn lippen ontsnapt; maar gelukkig wist hij het woord, nog vóór het er uit was, te vervangen door een deelnemend: ‘Wel, dat spijt me.’ Daarop vroeg hij nieuwsgierig: ‘Nu, waar bestaat dan de verrassing in?’
‘Luister,’ lispelde mevrouw Wildert, ‘ik heb drie loten voor de verloting van de landbouwtentoonstelling te Warmoeshoven genomen....’
‘Och Heer, is 't anders niet?’ riep Wildert teleurgesteld. ‘Nou, dat is de moeite waard.’
‘Hoe kan je dat zeggen, Frits?’ ging zijn vrouwtje op verontwaardigden toon voort.
‘Denk eens aan; de eerste prijs is 1000 gulden; de tweede een paard en rijtuig, de derde een koe, de vierde een varken, de vijfde een schaap, de....’
‘Maar kind,’ vroeg Wildert spottend, ‘wil je soms een menagerie aanleggen?’
‘Neen, maar die 1000 gulden kwamen zeker goed te pas en een paard en rijtuig kunnen we ook best gebruiken.’
‘Als wij het winnen,’ bracht Frits in het midden.
‘Natuurlijk als wij 't winnen,’ stemde zijn vrouw toe, ‘maar waarom zouden wij het niet evengoed winnen als een ander? De kansen staan immers voor iedereen gelijk.’
Tegen deze logica viel stellig niets in te brengen, en, gelijk anders maar zelden gebeurt, als men te vast op een prijs uit de loterij rekent, de wensch van mevrouw ging in vervulling.
Op een avond dat Wildert naar huis kwam, verraste zijn vrouw hem weer met een nieuwtje.
‘Denk eens aan,’ riep ze haar man te gemoet, ‘we hebben den tweeden prijs uit de landbouw-loterij, het paard en rijtuig!’
‘Is 't waarachtig!’ zuchtte de fabrikant bij de gedachte aan de ontzaglijke transportkosten, die zoo'n levende prijs hem op den hals moest jagen.
‘Maar 't schijnt of je er niet eens blij om ben, Frits?’ zei mevrouw met teleurgesteld gezicht.
‘O, natuurlijk ben ik er verschrikkelijk blij om. Hoera! hoera!’ riep Wildert, maar verwenschte in zijn eigen de heele loterij.
‘Verbeeld je hoe onze kennissen zich ergeren zullen,’ ging mevrouw voort. ‘Vooral die bankier Goltstein. Ik wed dat ze bersten van nijd, als ze ons met een koetsier op den bok voorbij zien rijden.’
‘Een koetsier op den bok? Dus zullen we nog een koetsier ook moeten houden?’
‘Natuurlijk!’ hernam mevrouw. ‘Of kan jij soms rijden?’
‘Dat weet ik niet,’ zei de fabrikant schuchter; ‘ik heb het ten minste nooit geprobeerd.’
‘Welnu dan,’ sprak zijn beminnelijke eega, ‘je ziet dus dat we een koetsier moeten hebben, en natuurlijk in livrei.’