Ter Uitvaart.
Slechts vijf dagen na de consecratie van Z.D.H. Mgr. Henricus van de Wetering, Bisschop van Gaza i.p.i. en verkozen coadjutor van Neêrlands overleden Metropolitaan, bracht de Hoogwaardige Heer Vicaris-Generaal van nu wijlen den Aartsbisschop van Utrecht officieel ‘ter kennis van de eerwaarde geestelijkheid en van de geloovigen de droeve tijding, dat Z.D.H. Mgr. P.M. Snickers, Aartsbisschop van Utrecht, in de laatste dagen zoozeer is verzwakt, dat Z.D.H., van zijn toestand bewust, verzocht heeft de H. Teerspijze te mogen ontvangen. Aan dat godvruchtig verlangen is zonder uitstel voldaan.’
mgr. snickers als regent van hageveld, 1868.
En het katholieke Nederland bad om het behoud van zijn vader in Christus.
Maar de aandrang, waarmede het deze gunst van den Almachtige afsmeekte, werd verzwakt door de gedachte aan heiligen, die zijn bevoorrecht met de wetenschap van den onverbiddelijken dag, waarop voldaan wordt aan hun smachtend verlangen, om ontbonden te wezen en met Christus te zijn. De Roomsche Nederlanders deden den Hemel een heilig geweld aan. Maar, hoezeer zij overtuigd waren, dat de apostolische Kerkvoogd - als een andere Martinus, Utrechts schutspatroon, - de zijnen ook daarin voorging met het den Meester onderworpene: ‘Heer, indien ik voor Uw volk nog noodzakelijk ben, weiger ik den arbeid niet’... onverzettelijk was het schrikbeeld der biddende schare: Onze Vader gaat ons verlaten.
president en professoren van warmond.
1. | President Snickers. |
2. | Professor Smit, † 1887. Zie levensbericht in De Kath. Ill. Jaarg. 22, blz. 160. |
3. | Professor Van der Ploeg, † 1881. Zie levensbericht in De Kath. Ill. Jaarg. 15, bl. 93. |
4. | Professor Prenger, † 1889. Zie levensbericht in De Kath. Ill. Jaarg. 22, blz. 266. |
5. | Professor De Bruijn, thans Kanunnik en Em. Prof. te Warmond. |
6. | Professor Bouman, thans Pastoor en Deken te Nieuwkoop. |
't Was immers een zeggen onder de gemeente, dat, als ware deze man Gods op bijzondere wijze vertrouwd met de wegen der Voor zienigheid, Monseigneur steeds het goede uur koos, den juisten dag bepaalde, alles beschikkende, alles afdoende ten bekwamen tijde. En heeft nu de bevoorrechte, ‘van zijn toestand bewust, verzocht de H. Teerspijze te mogen ontvangen’, dan, o onverbiddelijk raadsbesluit des Heeren.... dan ook gaat onze Vader ons verlaten!
En de vox populi openbaarde zich meer en meer vox Dei, de ‘stem des volks’ bleek allengs duidelijker de ‘stem Gods’: andermaal vijf dagen later - en de bij alle overwegingen toch volgehouden smeeking, om het behoud van den schier 80 jarigen, maar nog onmisbaar geloofden grijsaard, verstomde voor de droeve klachten over zijn dood.
Onze Vader heeft ons verlaten!
Mgr. Petrus Mathias Snickers is de eeuwige rust ingegaan.
En het katholieke Nederland rouwt.
Van dien rouw is welsprekend getuigenis afgelegd vooral ter uitvaart van den gevierden Prelaat Had de Kerkvorst op zijn langen levensweg steeds de overvloedigste mate arbeids ijverzuchtig voor zich opgeëischt en de eer behoedzaam vermeden: nu zijn loopbaan volbracht was, moest hij met majestueuzen luister omgeven, met koningseere ter laatste rustplaats geleid worden. Zoo oordeelde het verstand, dat vorderde het hart der rouwenden. En uitdrukking van hoogen eerbied en innige vereering voor zijne doorluchtige hoogwaardigheid, was geheel dat rouwbedrijf tevens de aandoenlijke vertolking van liefde en dank jegens onzen Vader in Christus.
Ofschoon de parochiekerk van Sint Catharina, Utrechts kathedraal, zich niet bij uitstek leent voor eene waarlijk grootsche plechtigheid en de polychromie van haar presbyterium al te sprekend is om niet in conflict te blijven ook met de vernuftigst bedachte rouwversiering, - met zijn overvloed van zwart, sober afgewisseld met wit en zilver, was het priesterchoor in passend deftige staatsie ter uitvaart van zijn Prelaat. Wie niet, in zich zelf gekeerd, bad voor de zielerust van den ontslapene, had echter bepaaldelijk oog voor den dierbaren last van de lijkbaar, luisterrijk maar somber omgeven door eene talrijke priesterschap, één in rouwe. Daarheen richtten zich aller oogen, aller harten; al was ook eene vluchtige aanschouwing genoeg, om voor altijd de stichtende herinnering aan den gezaligde versterkt te bewaren.
't Was of de doorluchtige, doode in 't zinrijk ornaat der aartsbisschoppelijke waardigheid getooid, zachtkens sluimerde, de oogen slechts geloken! De natuurlijke, eerbied afdwingende hoogheid, de nobele meerderheid van zijn gelaat, waardoor een ieder in de tegenwoordigheid van Mgr. Snickers zich getroffen en op zekeren afstand gevoelde, dat eigenaardig voorname had de dood al evenmin vernietigd als de uitdrukking van kalmen eenvoud en vaderlijke goedheid, waardoor de Kerkvoogd allen voor zich innam, ieders vertrouwen won. 't Was alsof de voor altijd gesloten mond nog eenmaal, nog telkens weer herhalen zou, wat deze goede Herder in zijn leven aan zoo ontelbaar velen vroeg: ‘Heeft u mij soms nog iets te zeggen? Wat kan ik voor u doen?’