Koning Eduard VI van Engeland voor de onderteekening van zijn eerste doodvonnis.
- Toen koning Hendrik VIII van Engeland, onzaliger gedachtenis, in 1547 was gestorven, werd hij op den troon gevolgd door zijn eenigen mannelijken nakomeling Eduard VI, een tienjarig knaapje, de zoon van Jane Seymour, die de wellustige dwingeland tot zijn gemalin had gemaakt, nadat hij baar voorgangster Anna Boleyn op het schavot had doen sterven.
Op onze gravure zien wij het beklagenswaardige koningskind in den staatsraad op het oogenblik dat hem het eerste doodvonnis ter onderteekening wordt voorgelegd. De vorstelijke knaap vouwt biddend de handen om de aarzeling van zijn hart te overwinnen; want hij vreest een onrechtvaardigheid te begaan en zijn geweten met een moord te beladen. Somber staren de leden van den staatsraad hem aan, vooral de hertog van Somerset, Eduard Seymour, de oom des konings, die feitelijk voor hem regeert en met het koninklijk gezag als een schild al de gruweldaden dekt, waartoe zijn eerzucht hem drijft. Diezelfde hertog van Somerset, welke nu zijn jeugdigen neef een doodvonnis ter onderteekening aanbiedt, zal na korten tijd zelf het hoofd op het bloedschavot moeten neerleggen.
Het was een schrikkelijke, bloedige tijd, waarin de arme Eduard tot den troon geroepen werd. Te midden van al de sombere gruwelen, welke Engeland toenmaals tot een hel maakten, verschijnt ons de zachtaardige knaap als een lichtende gestalte in de duisternis. De geschiedenis vermeldt, dat de jonge koning, die in 1553, nog geen zestien jaar oud, aan de tering stierf, een edele en schrandere knaap was, die er ernstig naar streefde, zijn plicht te leeren kennen en al het goede te doen, waartoe hij in staat was.
Men ziet het hem aan, dat hij gaarne de duif des vredes zou laten zweven over het schrikkelijk door godsdiensttwisten verdeelde en geteisterde land, dat hij gaarne tegenover den veroordeelde het woord genade zou uitspreken. Maar zonder genade ziet hem zijn sombere Mentor aan, zonder genade zijn de oogen van zijn raadslieden op hem gericht. Tegen die pressie is de zwakke knaap niet bestand, en als straks zijn gevouwen handen elkander loslaten, zal hij naar de pen moeten grijpen om, inwendig sidderend, aan het doodvonnis de bekrachtiging van zijn koninklijken naam te hechten.