| |
| |
| |
| |
[Nummer 41]
cherubijn
(Fragment van de oude schilderij in de H. Stede.)
| |
De H. Wonderhostie van Amsterdam.
Vizioen.
Vèr klinken klokken in de hooge luchten,
Mysterievol, met scheemrende geluiden,
Uit wijd verschiet als witte geestenvluchten
Aanzwevend... klaarder wordt der klokken luiden...
Van hèél vèr schrijden aan uit zilvren ln neevlen,
In stil-devoten gang naar 't dagestralen,
Scheemrige reien, bij dof murmlend preevlen,
Ruisching van statig-effene koralen....
Zacht goudgeflonker... witte wolke' omwaren
De Hostie, blank òprijzend... scharen zinken....
Vizioen uit vèr verleden.... droomrig staren
Stil Amstels vromen, hooren 't klokken-klinken....
Zoet klinkt mysterie in hun ziel.... nu kwijnen
Gestalten, stemmen.... voor het oog blijft leven
De Wonderhostie, in de klare schijnen,
Die glorie om heur heilige puurheid weven.....
Amstels goddelijk verblijden,
Vrucht der eèlste korenare...
Heiige, hoog-gebenedijde!
Blanke Hostie, uitgelezen
Tot een wonder van genade,
Rijzend uit het vuur, herrezen...
Of u 't vuur waar' teere wade!
Kostbare reliek, besloten
Eeuwen in relieken-schrijne
Onaantastbaar, wàt verdwijne!
Lichte kern der stede machtig,
Waar haar gloriën uit ontbloeien,
Leven rijst, ondoofbaar krachtig.
Zegen bronnen springend vloeien!
Hooge schuts, die in uw hoede
Houdt de dierbre stede veilig,
Schoon geen stervling vòl bevroede
Hoe die plaats is heilig, heilig!
Gratie-pand dier heiige stede.
Waaruit laving teêr blijft dauwen,
Donzig neèrzijgt blanke vrede,
Vuurgloed sprankt, waar zielen flauwen!
Die zacht stilt de bange weeën,
Keetnen brijzelend doet zinken,
Effent de opgezweepte zeeën,
Wordt in doodsnacht daagraad-blinken!
Wonderhostie, pand gegeven
Dat Gods liefde is onuitspreeklijk
Voor zijn stede, eens hoog verheven,
En zijn hondstrouw onverbreeklijk!
Schat, die eeuw aan eeuw vermaakten
Aan de wiss'lende geslachten,
Die 't dierst erfdeel trouw bewaakten
In aanbiddend heilverwachten!
Amstels goddelijk verblijden,
Vrucht der eèlste korenare...
Hostie, hoog gebenedijde!
cherubijn.
(Fragment van de oude schilderij in de H. Stede.)
| |
Opgang.
Als zag breken droomen.. Breed golvend uitstroomen
In één vol accoord hoog de klankende klokken!
Hèl wekken klaroenen uit stille vizioenen
Ten feestlijken opgang met dreunende schokken!
In zielen zóó klinkt het... hoogheerelijk blinkt het,
Het heugnisgetijde van 't roemrijk Mirakel,
Het blijde verwachte door 't late geslachte,
Aan keten der eeuwen onbreekbare schakel!
Op trekken de scharen der vrome Amstelaren,
Ter Heilige Stede, bij 't zielegefluister....
Dàár feestelijk groenen van geurge festoenen,
Opvlammen van toortsen in goudenen luister!
Dáár blanke offeranden uit priesterenhanden:
Al heerlijke wondren om 't Wonder te vieren!
Korale-gezangen en stage ommegangen
Van scharen, wie deemoed en liefde bestieren!
Dáár 't woord als verkonden van 't goddelijk Wonder,
Van Gods hoog bestel voor Zijn stede verkoren:
Een zielslied van eere als in eindloos schakeeren,
Een woord-symphonie, uit, al klanken geboren!
Dáár teederlijk beven van 't zoetst liefdeleven,
Voor 't Godlijk Mysterie, waar 't altaar van strale,
Devotelijk knielen en schreien van zielen,
Die staamlen der liefde onuitspreekbare tale!
Een wonder òpjuichen, een juichend getuigen
Van 't aloud Geloof, 't door geen eeuwen ontaarde!
Een wonder geflonker, in nachtelijk donker,
Van 't heerlijk kleinood, dat Gods keursteè bewaarde!
Nieuw goddelijk droomen... breedgolvend nog slroomen
In eindloos gejubel de klankende klokken!
Vóórt konden klaroenen de nieuwe vizioenen,
Het heugnisgetijde met dreunende schokken!
Nu sterft de vreugd, die luidde als klokkeklanken...
Nu sterft de luister heen der Heilge Stede....
Dáàr lost zich op 't extatisch lied van danken,
Verruischen zielefluistering en bede...
Mysterie klinkt in zielen voort - of kwijnen,
Gestalten, stemmen... voor het oog blijft leven
De Wonderhostie in de klare schijnen,
Die glorie om heur heiige puurheid weven!...
| |
| |
Amstels goddelijk verblijden,
Vrucht der eêlste korenare,
Hostie, hoog-gebenedijde!
Zielen gloeien, vlammen breken,
Hoog òp strekken reine handen,
Hoog de witte vlammen leken
Van het laaiend liefdebranden!
En de vlammen wonder eeren
Als weleer u, Hostie pure,
Opdat liefde u niet vertere,
Liefde in liefde oneindig dure!
Blanker rijst ge en immer groeien
Nieuwe vlammen, opgeschoten
Als een heerlijk liefdebloeien,
Uit der zielen diepst gesproten!
De eeuwen gaan, verschijnen, kwijnen....
Door de tijden onverderflijk,
Hostie, blijft ge in glorie schijnen,
Heilig, heilig en onsterflijk!
1) Ter huidige Heilige Stede, het Begijnhof, waar thans, 1895, het vijf-en-een-halve-eeuwgetijde herdacht wordt en waarheen het feest oproept als klok- en klaroengeluid.
|
|