Een kijkje binnen Mekka.
Maar weinige reizigers kunnen zich beroemen, de heilige stad van den profeet te hebben gezien, niet alleen omdat ze zoo ver uit de buurt is gelegen, maar vooral omdat het voor een ‘ongeloovigen hond’, alias een Christen, zoo moeilijk valt er binnen te dringen.
Want Mekka is geen stad als elke andere, die voor iedereen openstaat; alleen de ‘geloovigen’, dat zijn de Muzelmannen, die door een levenslange oefening al de ingewikkelde praktijken van het ritueel des Korans op hun duimpje kennen, hebben het recht, den drempel harer poorten te overschrijden; de Christen, die zich daartoe verstout, waagt er niet minder dan zijn huid aan.
Een jonge Franschman, de heer Gervais Courtellemont, heeft zich daardoor niet laten afschrikken; hij heelt zich een kijkje binnen Mekka veroorloofd, en hij is heelhuids van de reis teruggekomen, zij het dan ook een beetje verbrand van vel.
De heer Courtellemont is de tweede Franschman. die in veertig jaren tijds binnen Mekka is doorgedrongen. De eerste, Léon Roche, was op een oogenblik, dat de Mohammedaansche dweepzucht de Fransche koloniën in Algerië bedreigde, officieel door maarschalk Bugeaud gezonden om van den groot-sjerif een fettoea of breve te verkrijgen, waarin de Muzelmannen werden aangemaand de wapenen tegenover de Franschen af te leggen. De zaakgelastigde van Bugeaud is in die zending volkomen geslaagd; maar sedert dien tijd waren de poorten der stad ook weer onverbiddellijk voor elken profanen indringer gesloten.
De heer Courtellemont heeft evenwel de stoutheid gehad er nog eens aan te kloppen, en het vooorrecht, dat ze hem geopend werden.
Genoemde Franschman is eigenlijk een Algerijn en een en dertig jaar oud. Hij heeft zich in de laatste jaren door verscheidene werken voornamelijk over de kunst in Algerië, Tunis, Egypte, Marokko en laatstelijk in Jerusalem en Damascus doen kennen. Maar een verhandeling over Mekka ontbrak nog aan de reeks van den jongen kunstenaar. Hij besloot zich daartoe, met een photographie-toestel gewapend, op de plaats zelve de noodige gegevens te gaan verschaffen.
De heer Courtellemont spreekt het Arabisch als een inboorling; hij heeft den Koran gelezen; er ontbrak hem verder niets dan.... het onmisbare, dat wil zeggen de hoedanigheid van Muzelman. Onze ondernemende Franschman zag er geen gemoedsbezwaar in, voor de leus een Mohammedaansche geloofsbelijdenis af te leggen, en in September van het afgeloopen jaar bereikte hij in gezelschap van een ouden Arabier van zijn kennis, die hem tot gids strekt, Djedda, op vijf en tachtig kilometers afstand van de heilige stad gelegen.
Te Djedda evenwel begonnen de moeilijkheden. Alle deuren werden gesloten voor den verdachten reiziger, dien niemand herbergen of den kost geven wilde. Een enkele hulpvaardige inboorling bewilligde er in, hem wat droge visch te bezorgen, onder de waarschuwing evenwel dat noch zijn Bedoeïnisch costuum noch zijn kennis der Arabische taal voldoende zouden zijn om hem voor gevaar te beveiligen; want hij verlichtte zijn gebeden op een onhandige manier en zelfs onder den tulband verried hem zijn Fransche physionomie.
‘Ge zult er niet levend uitkomen,’ zei de inboorling.
‘Allah is groot,’ antwoordde de brutale Franschman bedaard. ‘Dat zijn wil geschiede.’ En hij begaf zich op weg.
Hij vertrok uit Djedda, gekleed of liever ontkleed op de manier der pelgrims, die naar de heilige stad trekken; den schedel geschoren en ontbloot onder een brandende zon, het bovenlichaam naakt, de beenen omwikkeld met den ihram, een soort van grof katoenen koker, die de heele kleeding van den Mekkaganger uitmaakt.
Hij en zijn gids waren op een paar ezels gezeten, de weg was moeilijk en daarbij werden de reizigers nog herhaaldelijk aangevallen. Zij maakten den tocht zoo snel mogelijk, daarbij de gevaarlijke halten trachtende te vermijden. Om twee uur in den namiddag uit Djedda vertrokken, traden zij, na een ijskouden nacht, des morgens om zeven uur Mekka binnen.
En onmiddellijk begonnen de voorgeschreven godsdienstige praktijken. Eerst de plechtigheid van den toeaf. In het midden der groote moskee verheft zich een ontzaglijke zwarte katafalk, met een zijden gordijn omhangen, waarop met gouddraad spreuken uit den Koran zijn geborduurd: dat is het huis Gods, de kaäba, het geestelijk middelpunt van den Islam, waarheen al de gebeden der geloovigen gericht zijn. De vermoeide pelgrim moet die kaäba zevenmaal op een drafje en luidop biddende rondloopen.
Dan volgt de ceremonie van de saî. Tusschen de twee portieken Safa en Meroea, door een afstand van vijfhonderd meter gescheiden, bevindt zich, volgens de overlevering der Muzelmannen, de heilige plek, waar de engel Gabriël de van dorst versmachtende Hagar verscheen om haar de bron te wijzen, waaraan zij haar dorst kon lesschen.
Ter herinnering aan Hagar's angst moet de pelgrim zevenmaal, zoo hard hij kan en luid biddende, van de eene portiek naar de andere heen en weer loopen.
En eerst dan, na aldus zeven kilometers, met kalen schedel en ontbloot bovenlijf onder een gloeiende zon, en biddende dat hij schuimbekt, op en neer gedraafd te hebben, wordt de pelgrim eindelijk in de moskee toegelaten, waar hij aan den heiligen put Zemzen mag drinken. Dan is de pijn geleden. De pelgrim mag wat eten en zich aankleeden. Hij wordt van nu af beschouwd als tot het huis te behooren. Men kan zich voorstellen dat de heer Courtellemont zich niet tweemaal liet nooden!
Er zijn te Mekka geen hotels; maar de Muzelmannen, die er verblijven, kunnen zeker zijn, altijd een onderkomen te vinden bij den metoef van hun land. De metoef is alles tegelijk: priester, makelaar, consul, tolk en kastelein. De heer Courtellemont vond huisvesting bij den metoef der Algerijnen; daar oefende hij zoo wat de geneeskunde uit; enkele artsenijen, behendig aan een dozijn koorts- of maaglijders verstrekt, hadden hem binnen acht dagen de gunst verworven van al zijn zoogenaamde geloofsgenooten. Daaraan had hij het te danken dat het verblijf te Mekka en de bezichtiging van de omstreken dezer stad van meer dan honderd duizend zielen hem bijzonder gemakkelijk werden gemaakt.
Hij heeft tal van photographieën meegebracht en de afbeelding, die men in dit nummer ziet, is een reproductie van een dier belangwekkende lichtbeelden. Doch de schrandere ontdekkingsreiziger heeft zich niet tot die photographische opnamen bepaald; hij heeft zich zorgvuldig weten in te lichten omtrent den staathuishoudkundigen toestand en de natuurlijke bestaansmiddelen van het land. Mekka is een rijke marktplaats, die bijna uitsluitend door Engeland wordt geëxploiteerd en wel over Indië en Java. Wie had bijvoorbeeld kunnen denken dat vier vijfden der bevolking van Mekka uit Indiërs en Javanen bestaan?
Omtrent een en ander heeft de heer Courtellemont allerlei gegevens meegebracht, die hij in een aantal lezingen te Parijs meedeelde. ‘Terloops’ was hij ook door den Franschen minister Cambon niet een zending bij den groot sjerif belast. Dit personage heeft hij niet te spreken kunnen krijgen, daar de groot-sjerif zich te Taïef bevond; maar hij heeft diens zoon en naaste omgeving van raadslieden gesproken en is hoogst voldaan over de onderhandelingen, die hij met hen heeft gevoerd.
In Frankrijk koestert men groote verwachtingen van de betrekkingen, die aldus met den groot-sjerif van Mekka zijn aangeknoopt. Deze heeft namelijk op de Muzelmannen een onberekenbaren invloed. Hij is, krachtens zijn ambt, de opperste en onfeilbare uitlegger van den Koran, het boek, dat de levensbron is van den heelen Islam en voor welks gezag alle andere autoriteit, zelfs die van den Grooten Heer te Stamboel moet buigen. De partij, die indertijd maarschalk Bugeaud van die souvereiniteit wist te trekken, doet de Franschen hopen dat ook de tegenwoordige regeering met de resultaten van Courtellemont's Mekkatocht haar voordeel zal weten te doen.