De begaafde kunstenaar, onder wiens leiding dit reuzenwerk is tot stand gekomen, is de Berlijnsche bouwmeester Paul Wallot, wien door de Duitsche pers eenparig lof is gebracht, al moge ook de critiek hem haar zeer gerechtvaardigde op- en aanmerkingen niet onthouden hebben.
Een bepaalde stijl is voor dit gebouw niet wel aan te geven, wat stellig ook geen vereischte is, mits de bouwmeester zijn gewrocht maar den stempel eener eigen, krachtige persoonlijkheid weet in te drukken. Dat is evenwel hier niet het geval; het is een combinatie van verschillende stijlen, die door schilderachtigheid en sierlijkheid moet vergoeden wat ze in strengheid te kort schiet. De hoofdvorm is een rechthoek met vier hoektorens en vier portalen, een voor elke windstreek. Naar het Westen ligt de hoofdgevel, rustende op zes slanke zuilen en bekroond door de Germania-groep van den beeldhouwer Reinhold Begas. Door het Westportaal komt men in een door een koepel overhuifde rotonde, waarbij zich naar links en naar rechts twee zalen aansluiten, die bijna de geheele lengte van het gebouw in beslag nemen. De rotonde is van weerszijden slechts door twee paar zuilen van de zalen gescheiden, zoodat men eigenlijk een groot geheel voor zich heeft, de 91 meter lange, 13 meter breede en bijna 18 meter hooge Wandelhalle, waar de volksvertegenwoordigers zich door een min of meer gemoedelijk gesprek van de droge debatten kunnen verpoozen. Bij de Wandelhalle sluiten zich aan het postbureau, de lees- en schrijfzaal, de restauratie enz. Hoe groot de leeszaal is, kan men opmaken, als men weet, dat het tapijt, dat den vloer bedekt, meer dan 23 meter lang en bijna 10 meter breed is. Het gewicht van dit tapijt bedraagt meer dan 15 centenaars en de kosten 5400 mark. Het werd te Schmiedeberg in het Reuzengebergte vervaardigd, waar negen werksters er negen weken lang aan arbeidden, en telt precies 4 575.825 mazen.
De groote zittingzaal, het middelpunt van het gebouw, is geheel met eikenhout betimmerd. Boven bevinden zich aan drie zijden de tribunes voor het publiek (346 zitplaatsen,) de pers (60 lessenaars en 21 zitplaatsen), en voor de overheid, verder loges voor het hof, den Bondsraad en de diplomaten. De zaal is 29 meter breed, 21.56 meter lang en 13.15 meter hoog. De vierhonderd zitplaatsen voor de afgevaardigden zijn amphitheatersgewijze aangebracht, terwijl iedere afgevaardigde voor zijn zitplaats een lessenaar heeft en breede tusschengangen het verkeer gemakkelijk maken. Voor de leden van den Bondsraad zijn 48 zetels links en rechts van den voorzittersstoel aangebracht. Hoe zorgvuldig het plan van het heele Huis is overlegd, blijkt ook uit kleinigheden, die tot dusver nog niet in dergelijke gebouwen werden aangetroffen. De stenografen moeten om de tien minuten verwisselen, en zoowel in het oude Huis als in alle andere Parlementen, moesten zij dan de zaal doorgaan, dikwijls zelfs zich door de afgevaardigden heendringen, als dezen een kring om den redenaar hadden gevormd. Hier nu leiden onmiddellijk achter de stenografentafels twee kleine trappen naar de verdieping onder den grond, zoodat de heeren als uit de diepte opdoemen en in de diepte verdwijnen.
De volle hoogte, die 10 meter bedraagt - enkel door de groote zittingzaal wordt ze met ruim drie meter overschreden - wordt alleen door de voornaamste zalen, als leeszaal, schrijfzaal, restauratie, bibliotheek enz geheel in beslag genomen. De kleinere ruimten, als de gangen, spreekkamers enz. hebben slechts een hoogte van 5.30 meter. Er blijft dus nog een hoogte van 4.70 meter ter beschikking, die voor kanselarijen, een zaal voor de pers met buffet, werk vertrekken enz. overblijft. Ook bevinden zich verschillende zalen ter beschikking van het keizerlijk hof: een toiletkamer van mahoniehout, een groote salon met bonte marmeren muren enz.
Verlaat men de groote zittingzaal achter de tafels van den president en de regeering, dan komt men in het oostelijk gedeelte van het gebouw, dat voor het bureau van den rijksdag, de regeering en den Bondsraad is bestemd. Vooral de zittingzaal van den Bondsraad is rijk ingericht en gemeubeld. In de verdieping gelijkvloers bevinden zich verschillende zittingzalen, het archief, de kleedkamers, de woning van den huismeester en den portier, de keukens, vertrekken voor de stenografen, de drukkerij en een wachtkamer voor het publiek.
Den 5en December, kort na de opening van den Rijksdag, had des middags om 1 uur de plechtige sluitsteenlegging in het nieuwe rijksdaggebouw plaats. Tegen twaalf uur nam een eere-compagnie voor het hoofdportaal van het alom met vlaggen gesierde Huis plaats. Spoedig hierop verschenen de diplomaten, hooge staatsambtenaren, generaals en stafofficieren, die zich evenals de volksvertegenwoordigers in de groote Wandelhalle vereenigden. In de ruimte onder den koepel was voor de deuren, die toegang geven tot de zittingzaal, een met standaarden geflankeerde estrade opgericht, waarop met goud bestikte zetels voor het keizerlijk paar en de leden van het koninklijk huis gereed stonden. Rechts van den troon namen de prinsen en eenige hoogwaardigheidbekleeders, links de leden van den Bondsraad, met den Rijkskanselier vorst Hohenlohe aan het hoofd, plaats. Tegenover de estrade, rechts en links van de westelijke toegangsdeur tot de koepelruimte, bevonden zich de leden van den Rijksdag, terwijl de architect Wallot, de leden der bouwcommissie van den Rijksdag en de meester van het metselaarsvak in de nabijheid van den sluitsteen stonden.
Op het vastgestelde uur verscheen het keizerlijk paar, welks galarijtuig door een escadron kurassieren en dragonders der garde werd geescorteerd. Door den voorzitter der bouwcommissie en den architect Wallot ontvangen, en door den Rijkskanselier en den staatssecretaris Van Bötticher vergezeld, traden de keizer en de keizerin onder het schetteren der trompetten de zaal binnen en namen op de estrade plaats.
De Rijkskanselier las hierop de oorkonde voor, waarin vooreerst de stichter des Rijks, de grijze keizer Wilhelm, die den eersten steen van het gebouw had gelegd, en zijn zoon keizer Frederik werden herdacht. Verder werd daarin de hoop uitgesproken, dat het gebouw een gedenkteeken zou blijven van den grooten tijd, toen het rijk als prijs voor de duur gekochte overwinning tot nieuwe heerlijkheid geraakte, en een vermaning voor de komende geslachten, om met onverbrekelijke trouw te handhaven, wat de vaderen met hun bloed hadden verworven.
Na het voorlezen der oorkonde daalde het keizerpaar van de estrade af, en de met het schootsvel bekleede meesters van het metselvak legden de koperen buis, die behalve de oorkonde nog de gewone documenten en munten bevatte, in den uitgeholden sluitsteen, die zich juist in het midden van de koepelruimte verheft en tevens de plaats aanduidt, waarop eenmaal het standbeeld van keizer Wilhelm zal verrijzen.
Toen de keizer naderbij was getreden, bood hem het Beiersche lid van den Bondsraad graaf Von Lerchenfeld op een zilveren blad een truffel aan, waarop de keizer uit een koperen kalkbak viermaal mortel nam en hem tusschen de voegen van den steen streek.
Nu bood de voorzitter van den Rijksdag Von Levetzow, die op onze gravure aan de linkerhand van de keizerin staat, den keizer, op een zilveren schaal, een hamer aan, waarmee hij drie krachtige slagen gaf op den steen en bij den derden uitriep: Pro gloria et patria! Voor den roem en het vaderland!
Op de beurt kwamen nu de overige vorstelijke personen, de leden der orde van den Zwarten Adelaar, de bevelvoerende generaals, de leden van den Bondsraad, de president, de secretarissen en questoren van den Rijksdag, de Pruisische ministers enz. enz. naderbij, om eveneens driemaal op den steen te slaan. Een der laatsten, die deze plechtigheid verrichtte, was de bouwmeester van het Rijksdag-gebouw Paul Wallot, dien men op onze gravure tegenover den keizer ziet, en die kenbaar is aan zijn zwart hoofdhaar en baard.