bisschop van Utrecht als Consecrator geassisteerd werd door HH. DD. Hoogw. van Breda en Roermond, nam Mgr. Van de Ven als getuige aan de heilige handeling deel. Het waren diep indrukwekkende, gewichtige oogenblikken! Laetentur insulae! Dat de eilanden zich verblijden! Die wapenleuze des nieuwgewijden scheen in die stonde als door engelenstem over de verre zeeën gedragen te worden naar onzen stoffelijk rijken, maar geestelijk armen Archipel, als een echo der blijde boodschap, die eenmaal in de velden van Bethlehem klonk: Annuntio vobis gaudium magnum quia natus est vobis hodie Salvator: ‘Ik kondig u een groote vreugde aan: want heden is u een Verlosser geboren!’
De nieuwgewijde bisschop sleet den tijd van zijn verblijf in het vaderland waarlijk niet in ledigheid. Moeilijk zal men een opperherderlijke functie noemen, welke in die maanden niet door hem, soms meermalen, werd uitgeoefend: van den eenen kant wilde men gretig van het zeldzame voorrecht zijner aanwezigheid gebruik maken, en zijnerzijds betoonde Monseigneur zich immer bereid met de grootste dienstvaardigheid aan die uitnoodigingen gehoor te geven.
Het groote werk echter, waartoe hij zich bovenal geroepen voelde deze kostbare maanden te besteden, was de behartiging der belangen zijner missie, onder allerlei, vooral evenwel onder stoffelijk opzicht. De nieuwe kathedraal van Batavia was ontworpen, was begonnen.... maar hoe mild zouden nog de gaven moeten toestroomen, eer zij aldus voltooid kende worden als het plan en de omstandigheden onzer Oost-indische missie het vorderen! Zelfs met den steun van het vorstelijk legaat, dat, gelijk men weet, het overlijden van den heer Mr. Frederik Bosch te Utrecht, onzen bisschop geheel onverwacht in den schoot wierp, was dit groote doel nog niet bereikbaar. Men maakt zich dikwerf van de toestanden en behoeften in onze Oost, althans wat de grootere steden betreft, een geheel verkeerde voorstelling. Men denkt ook zelfs hierbij nog te veel aan een wildernis als in Middel-Afrika, waar de missionaris zijn hutje opslaat en, blijde met een droog stuk brood en een teug water uit de naburige bron, met de bel in de hand de goedhartige negers, zich vergapend van bewondering voor een glazen kandelaar of een in Europa afgedankt vaan of misgewaad, tot de godsdienstoefening in scharen bijeenvoert. Van dit godsdienstig landelijk tafereel biedt de Oost in hare grootere centra het volmaakte tegenbeeld aan. Op het onverschillig gemoed van den sinjo of geblaseerden Europeaan, die aan de verrukkelijke natuur en het lieve goud van Insulinde genoeg meent te hebben om zijn ziel zalig te maken, of liever zich de zaligheid op aarde droomt, zonder zich ernstig om die van hiernamaals te bekommeren, moet ook door natuurlijke, door stoffelijke, uitwendige middelen machtig worden gewerkt. Hoe krachtiger het inwendig leven, het geloof en de liefde in de harten bloeien, met des te eenvoudiger uitwendige hulpmiddelen kan men desnoods volstaan; maar ook hoe meer dat inwendig leven kwijnt, hoe doodelijker de onverschilligheid is voor het hoogste, het geestelijke, het eeuwige,
des te overvloediger moeten de menschelijke middelen, menschelijke kennis en kunst, aanzien en zeker rechtmatig vertoon dienst doen. Dit is niets dan eene der vele toepassingen van de groote en algemeene wet, door God zelven, zoo in 't rijk der natuur als der genade, ten behoeve van den mensch voortdurend in werking gebracht: het zichtbare is als een handleiding tot het onzichtbare, en hoe hooger het zichtbare geschat wordt, des te krachtiger dient het als opleiding tot eer van den Onzichtbare te worden aangewend. Met éen woord, om tot de toepassing te komen: te Batavia is een schoone en dus betrekkelijk kostbare kathedraal een nog veel noodzakelijker en bijgevolg Gode behaaglijker werk en middel van Godsvereering dan in welke onzer Nederlandsche bisschopssteden ook.
En toch, wij mogen het zeggen, niet de belangen der voltooiing van een waardig en zielverheffend heiligdom te Batavia maken de hoofdzorg uit van Mgr. Staal's bisschoppelijk hart. Neen, het zijn veeleer de ontzaglijke behoeften der verspreiding van het geloof in Insulindes binnenlanden, ter voorkoming of wering van den Islam of van den zendeling der dwaalleer, ter bestrijding en uitroeiing, onder Gods genade, van het heidendom van Boeddha en Confucius.
Een kerkje met een onderkomen voor den priester, een school met een verblijf voor Broeders of Zusters - ziedaar het noodzakelijk uitgangspunt van bekeering onder de binnenlandsche bevolking. Maar nog eens: geen doel zonder middelen. En hoe aan de middelen, de stoffelijke, geldelijke middelen te geraken? Daartoe werd in 1889 een werk van Apostolische liefdadigheid in het leven geroepen, dat den naam ontving van St.-Claverbond. Het zij mij vergund een oogenblik te doen, beminde lezers, als ware geen uwer - wat toch stellig het geval niet is - met doel en inrichting van dezen echt apostolischen en echt Nederlandschen Bond bekend en daarom hier over te nemen wat vóór eenigen tijd elders daarover door mij geschreven werd.
‘Wat is de St.-Claverbond?
De St.-Claverbond is vooreerst een Bond d.w.z. eene verbinding, een vereeniging van personen, die zich voorstellen een zelfde doel te bereiken door dezelfde middelen.
Welk is het doel van den St.-Claverbond?
Het doel van dezen Bond is: door kleine bijdragen van velen het Katholieke Missiewerk in Nederlandsch Oost-Indië, vooral onder de inlandsche bevolking, te bevorderen.
Een verheven, wij mogen met den H. Dionysius zeggen, een goddelijk doel: wat toch verlangt God vuriger, dan dat ‘alle menschen zalig worden en tot de erkenning der waarheid komen?’ zooals de groote apostel leert. (1 Tim. 2. 4).
Dat verheven doel hebben echter alle apostolische werken gemeen. Dit bepaalde werk heeft daarom nog een bijzonder doel, waarom het ons, Katholieken van Nederland, ook bijzonder dierbaar moet zijn. Het stelt zich namelijk voor, de geestelijke en eeuwige redding te helpen bewerken van hen, die ons, na onze landgenooten, het meeste belang moeten inboezemen: de inwoners onzer koloniën, in Oost-Indië; dier buitenlandsche bezittingen, door de kloekheid onzer voorvaderen bemachtigd, door de schranderheid van hun bestuur bewaard en voor ons vaderland een bron van welvaart en rijkdom geworden; dier verre gewesten, waar onze moedertaal weerklinkt, waar duizenden onzer landgenooten wonen, waar - en dit is een hoofdpunt - onze heilige godsdienst door Nederlandsche priesters en Nederlandsche religieuzen van beiderlei geslacht wordt verkondigd en in stand gehouden, onder den zegen van Hem, die allen wasdom schenkt.
Toen Columbus ter ontdekking snelde van een nieuw werelddeel, was zijn hoofddoel geen ander dan het rijk van Jezus Christus over de aarde uit te breiden, aan den eenen waren levenden God geslachten van nieuwe aanbidders en dienaren te schenken, de goddelijke waarheid en goddelijke liefde over de dwalingen en zonden van millioenen te doen zegevieren. Een zoo edel streven helaas! stuurde niet vóor alles de koopvaardijers onzer vaderen in de wateren van den Indischen Archipel. De verstijvende adem van het Protestantisme was over ons goede vaderland heengegaan en zucht naar inning van aardsche schatten meer dan naar uitdeeling der hemelsche zat bij hunne stoute veroveringstochten voor. Maar des te dringender moeten wij, Nederlandsche Katholieken, ons geprikkeld voelen voor God en zijne eenige Kerk te winnen wat zij wonnen voor de aarde, wat men er heden meer dan ooit poogt te winnen voor de dwaling. Welk een onmetelijk veld, aan onzen zielenijver geopend! Over eene uitgestrektheid lands, ongeveer 50maal zoo groot als Nederland, is eene bevolking van 25 à 26 millioen zielen verspreid, waaronder, behalve de militairen, ruim 40,000 Europeanen. De St.-Claverbond nu wil vooral het Missiewerk onder de inlandsche bevolking steunen, d.i. een zielental voor Christus helpen veroveren, ongeveer aan de bevolking van geheel Engeland gelijk. Wie zal naar waarheid berekenen wat daartoe, ook slechts aan stoffelijke middelen, wordt gevorderd? Ook slechts tot het allernoodzakelijkste: de oprichting van een kerk met een woning voor geestelijken, van eene school, met verblijf voor Broeders of Zusters? Wat voor het onderhoud van zoovele kinderen, meestal van behoeftige ouders, die het als een gunst beschouwen dat zij hun kroost ter opvoeding aan vreemdelingen afstaan? Doch ook hier moet eene grootsche uitkomst verkregen worden door schijnbaar nietige hulpmiddelen of liever door de samenwerking van velen, wier persoonlijk offer slechts zeer gering is.
Waarin bestaat immers het middel door den St.-Claverbond gebruikt? Hierin, dat elk lid wekelijks een cent betaalt, niets meer. Voor hoe weinigen is zulk een offertje te groot? Wie kan niet wekelijks tot zulk een edel doel één cent zijner verdiensten afzonderen? één cent, waarmede hij onsterfelijke zielen wint en zich zelven een schitterende kroon? Hoeveel honderdmaal meer wordt er niet uitgegeven aan ijdelen opschik, aan overtollige uitspanningen en versnaperingen, hoeveel meer door sommigen wekelijks, ja dagelijks misbruikt aan sterken drank?
En welke zijn de voordeelen, aan dit kleine offer verbonden? Het belangrijkste voordeel is ongetwijfeld de bloei en vrucht van het Missiewerk in onze Oost, die daardoor bevorderd, soms alleen mogelijk worden.
Een onschatbaar voordeel zijn de verdiensten d.i. de vermeerdering van genade hier, van glorie hiernamaals, welke dit goede werk voortbrengt.
Een derde voordeel zijn de Aflaten, waarmede de St.-Claverbond onlangs door Paus Leo XIII is verrijkt.
Eindelijk ontvangen de leden jaarlijks een of meer boekjes ter lezing, waarin berichten, meestal in den vorm van brieven der missionarissen zelven, omtrent de missie, met name over de werkzaamheden van het afgeloopen jaar, worden medegedeeld.
Ieder, die 10 leden aanwerft, is daardoor zelateur of zelatrice, en heeft aanspraak op een boekje, dat hij onder de leden rondzendt. Meerdere zelateurs of zelatricen staan weer onder een Hoofdzelateur of Hoofdzelatrice, die op hun beurt aan den Directeur eener afdeeling rekenschap verschuldigd zijn, door zijn bemiddeling de gelden overmaken aan en de boekjes ontvangen van den Hoofddirecteur van den St.-Claverbond, den Zeereerwaarden Pater P. Duffels S.J. ('s-Gravenhage, Da-Costastraat 44)
Wie onzer lezers nu als lid tot den St.-Claverbond wil toetreden, gelieve zich te richten tot een zelateur of zelatrice in de plaats zijner inwoning ook tot de Eerw. Zusters Ursulinen te Roermond (Pensionaat, Voogdij straat), door wier welwillende bemiddeling dan verder alles zal worden geregeld.
De H. Petrus Claver, de Apostel der Negers, in 1888 op de altaren verheven, verkrijge voor den Bond, onder zijne machtige bescherming gesteld, een aanwas van veel tientallen van ijverige leden en voor dezen de rijkste zegeningen van den goddelijken Minnaar der zielen!',
Deze St.-Claverbond nu, zijn uitbreiding, zijn bloei door geheel Nederland, ziedaar hetgeen Mgr. Staal het naast aan 't apostolisch harte ligt. Nederlanders hebben Insulinde veroverd voor hun aardsch vaderland, mogen Nederlanders dan ook door geestelijke en stoffelijke middelen Insulindes inwoners winnen voor het vaderland des hemels!
Besluiten we deze regelen met de gloedvolle woorden, waarmede in De Grondwet van 25 en 28 October ll. de schrijver der beide artikelen: ‘Het Zwaard, dat zich uit de golven verheft’ en ‘Het Kruis dat zich uit de golven verheft’, zijn beschouwingen eindigde:
‘Eere en hulde aan den grijzen Bisschop van Batavia, Mgr, Staal, die reeds zoo on-