maaltijd vervroolijkt door de opwekkende tonen van een paar uitstekende Napolitaansche mandoline- en gitaarspelers.
Bijna een heele week te voren had de oostenwind den hoogsten top van den Vesuvius voor Napels bedekt gehouden en over den kabelspoorweg van de heeren Cook, die tegen den westkant van den berg omhoogvoert, zooveel asch en rook doen waaien, dat hij onbruikbaar was; maar juist die oostenwind was ons, die van het oosten kwamen, uiterst gunstig en door onzen vertrouwbaren en schranderen gids werd er partij van getrokken, om ons naar een plek van den kraterrand te brengen, van waar wij een blik naar binnen konden werpen zonder door de opstijgende rookwalmen gehinderd te worden. En zoo reden wij in drie kwartier met een goed tweespan langs den stoffigen straatweg naar het dorp Boscotrecase, waar wij voor ons en den gids rijpaarden vonden met twee jongens.
een kijkje tn den krater van den vesuvius naar de schilderij van Guido Schmit.
Eerst reden we langs de met muren ingesloten weelderige wijngaarden, waar vlijtig gesneden en de druiven met de voeten ingestampt werden. Meermalen ontmoetten wij zwaar met vaten beladen wagens, door langgehoornde ossen getrokken, die de enge wegen bijna versperden en het uitwijken moeilijk maakten, maar telkens met het levendige, mooie landvolk een bekoorlijk gezicht opleverden.
Boven de wijnbergen komt men door alleenstaande kleine pijn boomen, die helgroen tegen den roodachtigen lavabodem afsteken; de omgeving wordt al ruwer en woester en bij afwisseling gaat de weg over hobbelige lavastroomen van ouden datum of grof zand en asch; wijd in het rond is geen spiertje groen meer te bekennen en achter, diep achter ons ligt in zilveren tint de uniek mooie golf van Napels met haar betooverende eilanden en kusten.
Na ten naaste bij twee en een half uur rijdens kwamen we aan den aschkegel, dien men slechts te voet, of door dragers gedragen, beklimmen kan, daar van hier af de grove korrelige asch een knie diep ligt. Ook goede voetgangers doen het best, zich van een ajuto te bedienen, dat is een door den gids vastgehouden en getrokken leeren riem, en de meeste dames laten zich op een portantina (draagstoel) op de schouders van die dragers naar boven sjouwen, een methode, die wel zeker, maar minder aangenaam is, en na een uurtje inspanning is dan de kraterrand bereikt.
Kort te voren hoort men in de diepte van den krater en als uit de verte een donderend geraas en men ruikt ook in de rookvrije lucht het chloor- en zoutzuur (geen zwavel, zooals gewoonlijk gemeend wordt), dat de opstijgende dampen bevatten.
De gidsen maken ons opmerkzaam op versch gevallen, nog gloeiende lavabrokken, op reten en kloven in den grond, die door ijzerchloride geel en roodbruin geverfd zijn en waaruit onaangename gassen ontsnappen. Steekt men de hand in zoo'n lavascheur, dan is men door de hitte genoodzaakt, ze weer gauw terug te trekken, en blijft de bergstok van den toerist te lang op zoo'n plek rusten, dan staat hij dadelijk in brand.
Doch daar staan wij eindelijk - om vier uur - aan den krater en overweldigd door den aanblik. De wind drijft de damp- en rookwolken, die met gloeiende stukken lava onder donderslagen omhooggeslingerd worden, naar links, nadat ze voor een oogenblik den heelen reuzentrechter van 620 meters middellijn gevuld en onzichtbaar gemaakt hebben. Zoo is het ons vergund, den grilligen kraterrand, die zich rechts als een vijftig meter hoogen, steil afdalenden, doorkorven rotswand vertoont, en links lage, ongelijke klippen vormt, bij oogenblikken en gedeelten op te nemen.
Wij zien groote lavabrokken zich goudgloeiend in den witten damp of den zwarten rook afteekenen, hoe zij onder het opvliegen van vorm veranderen, als zwarte vloeibare ertsmassa's langs den kraterrand afdruipen en hoe zij, soms tot een hoogte van 70 of 80 meter boven ons standpunt gestegen, hun gloed verliezen en zich, minstens schijnbaar, donker van dunnen rook omhuld, tegen den hemel afteekenen.
Als een regen van steenen vallen zij in de diepte terug, zoo zij ten minste uiet buiten den krater terechtkomen, en niet zelden botsen zij tegen nieuw opvliegende rotsblokken. De eene ontploffing volgt op de andere, de bodem siddert onder onze voeten, wij deinzen verschrikt zoover mogelijk achteruit en kunnen toch maar moeielijk van het machtige schouwspel scheiden. Wij wagen ons, op den arm van den kloeken gids geleund, telkens weer raar voren.
Aan den onderkant zijn de dampmassa's en rookwolken door het onderaardsche vuur belicht, wat men alle nachten van uit Napels bewonderen kan; van boven worden zij beschenen door de zon, die ook de kraterwanden van binnen meest roodzandsteenkleurig, nog meer doet gloeien en den prachtigen schitterrend groenen aanslag als welige mossen doet uitkomen.
Van de plek, waarop de schilder met zijn twee zusters en den gids stond, ontdekte hij op oogenblikken, dat de damp wat was weggetrokken, uit den krater opstijgende rotspunten, klaarblijkelijk langzaam door de vloeibare neerstroomende lava bij wijze van druipsteen gevormd.
Dit geweldige schouwspel, die kleurenpracht van binnen, zijn van buiten door de dorste woestenij omgeven; want grauw of bruin of zwart zijn de harde lava en asch in het rond, naar gelang van den ouderdom der verschillende lavastroomen, en van menschenwerk is daarin geen spoor te vinden. Het is een ontzettend tooneel.
Opeens verscheen, als uit den grond opgerezen, een oud Italiaan, even zwart als de lava, met verscheidene flesschen Lacryma Christi in een drinkglas; het gezelschap nam ieder op de beurt een verkwikkenden teug, maar de gidsen zetten lieft de flesschen aan den mond, om ze op de gezondheid del signore e della sua famiglia (van mijnheer en zijn familie) te leegen. Een hunner drukte nog gauw een frank in pas gevallen, nog gloeiende lava af en bood het gezelschap dat afdruksel tot een gedachtenis aan.
De schilder met zijn dames moest maken dat hij wegkwam, daar het met de neervallende lava gevaarlijk begon te worden. Intusschen, zoo besluit hij zijn verhaal, zou ik andere toeristen aanraden, wat vroeger dan 's middags twaalf uur den tocht te ondernemen.
Herinneren wij bij deze gelegenheid nog even dat juist honderd jaren geleden een der verschrikkelijkste uitbarstingen van den Vesuvius heeft plaats gehad. Den 13en Juni 1794 stortte de lava zich bij Torre del Greco in zee, zoodat het water kokend opsprong.
Ter gestadige bewaking van den Vesuvius is, gelijk men weet, in 1844 op een bergrug ter hoogte van 676 meter een observatorium opgericht, dat met de beste meteorologische instrumenten is toegeruft.
Op grond van nasporingen en waarnemingen kan men het naderen van uitbarstingen tamelijk in tijds aankondigen.