Napoleon in 1814. -
Het jammerlijk mislukken van den veldtocht naar Rusland, waardoor Napoleon gehoopt had, den eenigen tegenstander, die hem op het vasteland nog overbleef, te vernietigen, had ook Pruisen naar de wapenen doen grijpen, om het juk der Fransche overheersching af te schudden,
Maar Napoleon rustte zich in allerijl toe, en reeds vier maanden na zijn vlucht uit Rusland, verscheen hij weer met een talrijk leger in het veld, waarmee hij de vereenigde Russisch-Pruisische legers versloeg. Toch vertrouwde hij niet meer zoo blindelings als vroeger op zijn gelukkig gesternte, nam daarom de door zijn schoonvader, keizer Frans van Oostenrijk, aangeboden bemiddeling aan en sloot een wapenstilstand, waarop te Praag vredesonderhandelingen werden geopend.
De geallieerden stelden Napoleon een ultimatum, waarbij hem het bezit der Rijnprovincie en van Italië gewaarborgd werd, maar hij daarentegen van zijn andere veroveringen moest afstand doen.
De keizer der Franschen weigerde hierop in te gaan, waarop Oostenrijk zich bij Rusland, Pruisen, Engeland en Zweden aansloot en de oorlog opnieuw ontbrandde.
Wel zegevierde Napoleon nogmaals bij Dresden, maar zijn generaals werden bij Grossbeeren, bij Kulm en aan de Katzbach verslagen, wat het voorspel was van den geweldigen Volkenslag bij Leipzig, die met de volkomen nederlaag der Franschen eindigde. Voor de tweede maal moest Napoleon als vluchteling naar Frankrijk trekken.
Toch was het ontzag voor het oorlogsgenie van den geweldigen Corsicaan nog zoo groot, dat de verbondenen aarzelden den Rijn over te trekken en besloten, te Frankfort aan de Main nieuwe onderhandelingen aan te knoopen. Zij verklaarden zich bereid, Frankrijk zijn natuurlijke grenzen, den Rijn, de Alpen en de Pyreneën te laten, mits Napoleon van alle aanspraken op Duitschland, de Nederlanden, Italië en Spanje afstand deed en het herstel der oude dynastieën erkende.
Toen Napoleon ook thans weer een weigerend antwoord gaf, trokken de verbondenen den 1en Januari 1814 over den Rijn, terwijl een Engelsch-Spaansch leger onder Wellington de Pyreneën overschreed.
Nu begon de voor Napoleon zoo rampspoedige veldtocht van 1814, te rampspoediger, omdat hij niet meer, zooals vroeger, op de geestdrift van het Fransche volk kon rekenen. Dit was den eeuwigen oorlog moede en snakte naar vrede. Toch volhardde Napoleon in zijn hardnekkige verblinding. Na de eerste gevechten werd te Châtillon nogmaals een vredescongres geopend, waarop de geallieerden verklaarden, Frankrijk zijn grenzen van 1792 te zullen laten behouden. Voor de derde maal wees Napoleon, die na een overwinning op het leger van Blücher zijn ouden overmoed had teruggekregen, de vredesvoorwaarden der bondgenooten van de hand. Hij verklaarde zich enkel bereid, op den grondslag der voorstellen te Frankfort te onderhandelen.
Van alle kanten rukten nu de legers der verbondenen tegen Parijs op en brachten de Fransche troepen in verscheidene bloedige gevechten gevoelige nederlagen toe. Napoleon nam nu het wanhopig besluit naar Lotharingen te trekken, om den vijand deverbinding met den Rijn af te snijden en hem zoo tot den terugtocht te nopen. Maar de geallieerden lieten zich door deze manoeuvre niet van hun doel afbrengen, zonden Napoleon een observatiekorps achterna en trokken met de hoofdmacht verder naar Parijs, dat den 31en Maart capituleerde. Toen de Fransche keizer den marsch van de bondgenooten naar zijn hoofdstad vernam, snelde hij daarheen, kwam echter eenige uren te laat en trok zich naar Fontainebleau terug, waar hij den 11en April zijn afstand teekende, nadat de Senaat hem reeds den 3en dier maand van de kroon had vervallen verklaard.
Onze fraaie gravure geeft een episode uit dezen korten, maar bloedigen veldtocht weer. Terwijl zijn troepen in radelooze vlucht voor de verbondenen de wijk nemen, is de eertijds zoo machtige heerscher een eenvoudige boerenwoning binnengegaan, om wat uit te rusten. Maar hij gaat niet zitten op den harden, biezen stoel, dien het landmeisje, wier vader en broeders misschien in den dienst van den geweldenaar zijn gevallen, hem aanbiedt. Strak staart hij voor zich, een trek van spijt en sombere vertwijfeling op het anders zoo hooghartige gelaat. Wellicht denkt hij aan de gunstige vredesvoorstellen, hem driemaal achtereenvolgens door de verbonden mogendheden gedaan