mede aandeelhouder te worden in het kapitaal der fabriek.
In 1885 heeft namelijk de heer Van Marken tien zijner aandeelen van f 1000 ter beschikking gesteld van het personeel. Hij verdeelde deze tien aandeelen in duizend kleintjes, elk van f 10, en ieder lid van het personeel kan zich voor f 12 per stuk ten hoogste tien van die aandeelen koopen, die hij elk oogenblik weer tegen hetzelfde bedrag verzilveren kan. Op die wijze deelt hij als gewoon aandeelhouder in de winsten door de onderneming behaald.
Zoodoende wordt tusschen arbeid en kapitaal, die elders zoo vaak vijandig tegenover elkander staan, van zelf de beste verstandhouding verkregen. Beiden leeren elkaar waardeeren, in elkaars gemeenschappelijk belang samenwerken en de zinspreuk verwezenlijken: de fabriek voor allen, allen voor de fabriek.
Dat hier inderdaad voor alles gezorgd, aan alles gedacht wordt, blijkt haast bij elken voetstap, dien men zet in deze interessante kleine wereld.
Nadat wij het gebouw de ‘Gemeenschap’ verlaten hadden en weer een eindje opgewandeld waren door het frissche park, kwamen wij aan de zoogenaamde ‘Villa’, meer prozaïsch uitgedrukt: het schaftlokaal. Het sierlijke gebouwtje met zijn gezellige veranda, die een heerlijk zitje biedt met uitzicht op de heesterboschjes en bloemperken, mag anders gerust een villa heeten. Hier vinden de werklieden gelegenheid om de schafturen genoeglijk door te brengen, wanneer de tijd hen niet veroorlooft naar huis te gaan. Zij kunnen er bij een kop koffie, een glas bier of limonade hun boterham opeten of den meegebrachten middagkost verorberen: er is een speciale inrichting om dien te warmen. Bij mooi weer zitten de schafters natuurlijk liefst buiten op de veranda; maar de zaal is anders gezellig genoeg. Een biljart en andere gezelschapsspelen bieden middelen tot tijdkorting in overvloed. Geen wonder dat niet alleen in de schafturen, maar ook 's avonds en 's Zondags de ‘Villa’ druk wordt bezocht. Blijkens de vanen en reglementen, hier en daar achter glas opgehangen, hebben verschillende vereenigingen uit het personeel hier haar zetel, zooals de biljartclub, de kegelclub, de boogschuttersvereeniging, het reisgezelschap en dergelijke corporaties meer, die hier of in de ‘Tent’ hun bijeenkomsten houden.
Onder de gelagkamer is nog een vertrek, dat bijzonder is ingericht voor degenen die, hetzij 's nachts, hetzij overdag, onder den rusttijd behoefte gevoelen, hun moede leden voor een half uurtje uit te strekken. De houten britsen, in het rond aangebracht, zijn wel geen zacht dons, maar de vermoeide werkman, die zich hier heel gekleed neervlijt, kan er best een slaapje doen. Hij ligt in dit zindelijk, verlicht en verwarmd lokaal stellig beter dan achter de machine, waar in andere fabrieken de slapers meest een toevlucht zoeken, - het gevaar wat daaraan verbonden is nog er buiten gelaten.
Van gevaar gesproken, in een zoo uitgebreide fabriek als deze, waar dag en nacht de stoommachines zwoegen en de raderen snorren, is de werkman uit den aard van de zaak nogal eens blootgesteld aan een ongeluk. Dank aan het nauwlettende toezicht, waarvoor een permanente commissie uit het personeel, gekozen door de ‘Kern’, zorg draagt, komen ernstige ongevallen hier zelden voor, maar op de gebeurlijkheid is toch behoorlijk gerekend. In een opzettelijk daarvoor ingericht lokaal zag ik alle benoodigdheden bijeen, om, in geval van een plotseling ongeluk, onmiddellijk hulp te verschaffen: verbanden, pleisters, pluksel, een uitstekende brancard, instrumenten enz. De sleutel tot al die hulpmiddelen is geborgen achter een ruitje, dat men maar stuk slaat om er in eens bij te komen. En er is voor gezorgd dat die eerste hulp niet door onbevoegden wordt toegediend, die in staat zouden zijn, de wond eerder te verergeren dan te heelen. Eenige jaren geleden hebben een zestal beambten, meesters of werklieden, in de verschillende werkplaatsen dienstdoende, opzettelijk een cursus in de verbandleer gevolgd, door een geneesheer gegeven. Zij belasten zich met de verzorging van den gewonde tot de dokter of chirurgijn er is. Overigens is het heele personeel, bij gemeenschappelijke polis, tegen invaliditeit en ongelukken verzekerd.
Wat de gewone ziektegevallen betreft, daarin is voorzien door het ziekenfonds, terwijl bij ongeschiktheid tot werken het volle loon gedurende acht weken doorgaat. Duurt de ziekte langer dan acht weken, dan houden de rechten op, maar neemt de weldadigheid de zorg voor den zieke over, onder toezicht der afdeeling ‘Belangen van het personeel.’ Bij overlijden van een lid van het personeel, ontvangt zijn overblijvend gezin niet alleen het gespaarde geld van den overledene, maar bovendien ook een toelage uit de levensverzekering, waarvan de premiën door de onderneming worden betaald: wat er dan nog te kort komt om weduwen en kinderen een behoorlijk bestaan te verschaffen, vult de onderlinge weldadigheid aan. Zoo worden op het oogenblik 17 weduwen met 31 kinderen uit het gemeenschappelijk fonds verzorgd.
Ook tegen brand is het heele personeel bij gemeenschappelijke polis gewaarborgd, wat intusschen niet wegneemt dat op de fabrieksterreinen alle voorzorgsmaatregelen genomen en alle voorbehoed- en bluschmiddelen aanwezig zijn. Uit het personeel is een formeele brandweer gevormd, bestaande uit een hoofdbrandwacht, twee brigades ter bediening van de stoomspuit, elk samengesteld uit een machinist, een stoker en een voerman, en drie compagnieën spuitgasten, elk van twaalf man met een hoornblazer. Het materiaal bestaat uit een stoom- en handbrandspuiten, die blijkbaar goed in orde worden gehouden; want ze glimmen u tegen van uit haar glazen huisjes. Bovendien zijn de stoompompen in de fabriek zoo ingericht dat zij tot blusschen kunnen dienen, terwijl aan alle gebouwen vaste ijzeren brandladders zijn aangebracht. De ondervinding is hier een uitstekende leermeesteres geweest; want vóór de oprichting der brandweer werden de fabrieken nogal eens door het vuur geteisterd.
Als een laatste staaltje van de alles omvattende voorzorg, die hier gestadig voor alles waakt, stip ik nog aan de cholera-barak, die aan een van de uiteinden der terreinen is opgericht en gelukkig tot dusver nog niet gebruikt is hoeven te worden.
Wie deel uitmaakt van deze kleine maatschappij, kan, mits hij zijn plicht tegenover haar vervult, zonder zorg de toekomst tegemoetzien; de gemeenschap zorgt voor hem in alle levensomstandigheden, evenals hij van zijn kant de gemeenschap dient. Door de harmonische samenwerking van drie onderscheiden machten: het kapitaal, verschaft door de aandeelhouders, de arbeid, geleverd door het personeel, en de intellectueele kracht, die beide factoren verbindt en belichaamd is in de directie, worden hier aller belangen gelijktijdig bevorderd.
Want dat de aandeelhouders in het minst niet worden geschaad door hetgeen ten behoeve van het personeel verricht wordt; dat zij er veeleer zelf in hooge mate door gebaat worden, dat blijkt onmiskenbaar uit de buitengewone vlucht, door de onderneming in vijf en twintig jaren genomen. Het maatschappelijk kapitaal, waarmee de Gisten Spiritusfabriek in 1869 is opgericht, bedroeg f 150.000 en was in 1894 geklommen tot f 1.050.000. Gedurende dat tijdsverloop beliepen de uitkomsten der onderneming, voor het kapitaal (aan dividenden, amortisatie en overwinst) ruim twee millioen, voor den arbeid (aan loonen, premiën, pensioenverzekering en winstaandeel) drie en een half millioen.
Natuurlijk dankt de onderneming dien buitengewonen voorspoed hoofdzakelijk aan de uitstekende leiding van haar directeur, den heer Van Marken, die sedert eenige jaren zijn neef Waller als mededirecteur naast zich heeft, en verder aan de voortreffelijke werkkrachten, die hij aan de zaak heeft weten te verbinden. Het scheikundig en het bacteriologisch laboratorium, bestuurd door Dr. Beijerink, worden door de mannen van het vak geroemd als beantwoordende aan de nieuwste eischen der wetenschap. Een leek als ik kan daar natuurlijk minder over oordeelen, maar ieder, die de fabriek bezoekt, moet toch de degelijke inrichting opvallen.
De grondstof, door de fabriek verwerkt, verschillende graansoorten namelijk, wordt in schepen aangebracht tot vlak voor het ontzaglijke magazijn, waarin ze wordt opgestapeld. Dit magazijn is niet als een gewoon graanpakhuis verdeeld in horizontale verdiepingen of zoogenaamde zolders, maar volgens een nieuw stelstel (Silo-systeem) afgeschoten in 24 loodrecht opgaande vakken, elk van tien meter hoogte, die te zamen drie millioen kilo graan moeten bevatten. Door middel van een Jacobsladder, een inrichting, die ik bij niets beter kan vergelijken dan bij de trapsgewijs opklimmende schepbakken van een baggermachine, wordt het graan uit de schepen in die vakken overgestort. Moet het wat lang in de reservoirs blijven, dan kan door middel van een krachtigen ventilator lucht door de massa worden gedreven en die zoodoende wat opfrisschen. Het vervoer van het graan naar de fabriekslokalen, waar het verwerkt moet worden, geschiedt door middel van zoogenaamde transportbanden. Zoodra b.v. in een der reservoirs een schuif geopend wordt, valt het graan op een 40 centimeter breeden band, die zich snel voortbeweegt en zoodoende de vracht in een oogwenk, zonder eenige moeite, op haar bestemming brengt. Op zijn weg ontmoet dat graan hier en daar sterke magneten, die ten doel hebben het van stukjes ijzer, spijkers enz. te zuiveren, die de molensteenen of walsen zouden kunnen beschadigen.
ingang der gistfabriek met spoelinginrichting.
Een deel van het graan, de gerst, gaat naar de mouterij, tot het ondergaan van een bijzondere bewerking, die ten doel heeft door kieming in den korrel een begin van gisting te bewerken. De gerst wordt daartoe in groote bakken gestort, waar zij een paar dagen in telkens ververscht water moet staan weeken. Heeft zij