ouvrière behoort tot de interessantste en leerzaamste genoegens, die men zich permitteeren kan. Ik had het voorrecht die wandeling te maken in gezelschap van een uitstekenden gids, namelijk een der drie secretarissen, die, met de overige hoofdbeambten, den heer Van Marken en zijn mededirecteuren in hunne omvangrijke administratie en correspondentie ter zijde staan, den heer Tjeenk Willink, die zoo welwillend was, mij, bij de afwezigheid van den directeur, tot cicerone te strekken.
Hij ontving mij in het gebouw der secretarie, onmiddellijk grenzend aan het woonhuis van den heer Van Marken, dat op een plaat van blauwe Delftsche tegels de zinspreuk voert Rust Roest. Het is een lieve villa, schilderachtig gelegen in het Agneta park, een waren lusttuin, opzettelijk aangelegd om beambten en werklieden, die dat verlangen, in de onmiddellijke nabijheid der fabrieken een gezonde en geriefelijke woning te verschaffen.
Wij begonnen onze wandeling met een kijkje in het sierlijk op zijn Engelsch aangelegde park, terwijl mijn vriendelijke gids met onverstoorbaar geduld de belangstellende vragen beantwoordde, mij haast bij elken stap door het verrassende wat ik aanschouwde, ontlokt. Hij moedigde mij aan, maar onbeschroomd van alles tekst en uitleg te vragen, en zoo kreeg ik bij een rondgang over de terreinen ongemerkt een overzicht van het ingewikkelde samenstel, waarvan de geregelde uiteenzetting wel wat vermoeiend zou geweest zijn. 't Zal het best wezen, dat ik mij ook hier maar aan die peripatetische methode houd: al springen we daarbij een beetje van den hak op den tak, stuksgewijze de deelen beschouwend, krijgen we toch het prachtig ineenpassende geheel voor den geest.
Het eerste gebouwtje, dat mijn aandacht trok, was een nette, welvoorziene kruidenierswinkel, die al dadelijk tot vragen en uitlegging aanleiding gaf. Die winkel behoort met nog een paar andere, evenals de woningen en ontspanningslokalen in het Agneta-park, aan de naamlooze vennootschap ‘Gemeenschappelijk Eigendom’, in 1884 gesticht met het doel, beambten en werklieden der verschillende fabrieken ‘goede woningen te verschaffen en in hun belang verbruiksvereenigingen, kosthuizen voor ongehuwde werklieden, wasch- en badinrichtingen, scholen, gezelschapslokalen enz. op te richten.’
De heer Van Marken is onbezoldigd directeur dier vennootschap en wordt in het bestuur ter zijde gestaan door een raad van beheer, samengesteld uit zeven beambten en werklieden, gekozen door de belanghebbenden. Het aandeelenkapitaal bedraagt f 160 000, verdeeld in 1600 aandeelen, elk van f 100, waarvan er 320 bij de oprichting zijn volgestort en een maximum-dividend genieten van 5 pCt. De overige f 128.000 zijn verkregen door de uitgifte van 128 obligatiën van f 1000 tegen 4½ pCt. rente.
coöp. winkel aan den ingang van het park.
Met dat kapitaal zijn nu vooreerst de woningen op- en de winkels ingericht. De woningen worden tegen billijke prijzen (wisselende van f 1 70 tot f 3 per week) verhuurd en in de winkels wordt verkocht. Wat op die wijze aan winst wordt behaald, wordt tusschen de huurders der woningen en de klanten der winkels verdeeld; maar zij ontvangen dat aandeel niet in klinkende munt. Het wordt voor hen genoteerd, tot zij f 100 bij elkaar hebben, waarvoor zij een aandeel krijgen in het maatschappelijk kapitaal, met een maximum-dividend van 3pCt. Het winstbedrag, dat in geld beschikbaar is, wordt tot aflossing der obligaties gebruikt, zoodat de schuld der vennootschap jaarlijks met de zuivere winst verminderd en het aandeel der arbeiders in de vennootschap met hetzelfde bedrag vergroot wordt. Na verloop van tijd worden alzoo de huurders der woningen en de klanten der winkels de uitsluitende gemeenschappelijke eigenaars van al de bezittingen der vennootschap en trekken daar de inkomsten van.
In het geheel staan er nu in het park een kleine tachtig woningen, die een drietal nette, ruime straten vormen. Zij zijn naar het zoo-genaamde systeem Mülhausen (cottage-system) gebouwd; dat wil zeggen, dat zij niet, gelijk in de werkmansbuurten onzer groote steden, in blokken aan en op elkaar zijn gezet, maar behaaglijk worden afgewisseld door tuintjes, in wier aardig groen ze hier en daar heelemaal schuil gaan. 't Is een lust, die villatjes in miniatuur te zien, zoo zindelijk en net als ze door de huurders bewoond worden. Geen enkele staat er op het oogenblik leeg, en dit kan ons zeker niet verwonderen, als men met deze gezonde, ruime woningen de ellendige verblijven vergelijkt, waarmee in de stegen en sloppen van Delft de werkman zich dikwijls tegen nog hooger huur moet vergenoegen.
Toch zijn er altijd nog velen, die het verblijf in zoo'n achterbuurt boven het Agnetapark verkiezen. Zij zijn al te naijverig op hun persoonlijke vrijheid om zich in de onmiddellijke en gestadige nabijheid van den meester op hun gemak te voelen. Wijselijk wordt er niet de minste pressie geoefend, om hen tot nederzetting in het park te bewegen. Ook in de stad vinden zij gelegenheid om te profiteeren van een coöperatieven kruidenierswinkel, die de vennootschap daar gevestigd heeft. Maar alweer maken niet allen daarvan gebruik, ofschoon de prijzen niets hooger zijn dan elders; zij vinden elders misschien minder goede waar, maar.... langer crediet: in de winkels der vennootschap wordt enkel geborgd tot den eerstvolgenden betaaldag en tot geen hooger bedrag dan het te ontvangen loon.
Ook het vooruitzicht, op den langen duur medeaandeelhouder in de vennootschap te worden heeft niet voor allen dezelfde aantrekkelijkheid. De werkman is over 't algemeen nog te veel geneigd om van de hand in den tand te leven, dan dat voordeelen in een verre toekomst hem zouden aanlachen. Daarbij hecht hij niet altijd veel aan ‘gemeenschappelijk eigendom,’ zoodat het ons niet verwonderen kan, dat de vennootschap zich de eerste jaren in geen groote deelneming kon verheugen.
Maar dat neemt niet weg, dat de welgemeende pogingen van den heer Van Marken om zijn personeel tot een betere maatschappelijke positie te helpen, allen lof verdienen en ook in zijn kring bij de groote meerderheid groote waardeering vinden.
Overigens is de vennootschap ‘Gemeenschappelijk Eigendom’ een instelling, waaraan men naar welgevallen al dan niet deelneemt, geheel afgescheiden van de reglementen op de fabrieken zelf, die voor allen verplichtend zijn. Zij, die er als lid deel van uitmaken, met name de huurders der woningen, schijnen er zich uitstekend bij te bevinden. Ten minste er heerscht bij de bewoners van het park een geest van tevredenheid en opgewektheid, die zelfs bij een vluchtig bezoek opvalt.
De werklieden, vrouwen of kinderen, die we op onze wandeling tegenkwamen, groetten ons met een beleefdheid, die men anders in arbeidersbuurten niet pleegt te ontmoeten, en wat mij vooral trof was dat zich nergens, noch aan de gebouwen, noch aan de gias-en bloemperken, eenig spoor vertoont van die baldadige vernielzucht, waardoor men zoo dikwijls in openbare wandelplaatsen geërgerd wordt. De eerbied voor het gemeenschappelijk eigendom, die anders zooveel te wenschen overlaat, blijkt hier goed ontwikkeld; want naar ik vernam, wordt er volstrekt niet, zooals ik vermoedde, een strenge tucht geoefend om alles zoo netjes in orde te houden. Wanneer er hier of daar iets beschadigd mocht zijn, is het voldoende dat daarop met een enkel woord wordt gewezen in den Fabrieksbode (het orgaan van deze merkwaardige kolonie, waarover later) om in het vervolg moedwillige handen te beteugelen.
Trouwens, waar alles gemeenschappelijk eigendom is, moet het gemeenschapsgevoel van zelf wel gewekt worden. Voor wie jaar in jaar uit in deze atmosfeer leeft, wordt het ongemerkt een tweede natuur, en bij het opgroeiend geslacht wordt het er al van kindsbeen ingebracht.
Al wandelende naderden wij de zoogenaamde Tent met den kinderspeeltuin, waar een groepje kleine kleuters bezig waren zich met schommel of hobbelpaard te vermaken. Die Tent is een soort buitensociëteit, waar de werklieden in hun vrijen tijd gezellig een pot bier kunnen drinken en hun vrouwen gelegenheid vinden, in den zomerdag haar kroost naar hartelust te laten stoeien en ravotten. De flinke zaal is voorzien van een net tooneel, waarop een uit de werklieden gevormde troep haar voorstellingen geeft, en prijkt verder met opschriften als: ‘Na volbrachten arbeid is 't zoet rusten,’ ‘Geen vreugd zonder deugd’ enz. Aan het buffet zijn tegen matigen prijs ververschingen te krijgen: bier, limonade, koffie enz., alleen geen sterke drank. Die is in het heele park niet te bekomen, wat nog al opmerkelijk is als men bedenkt dat het om zoo te zeggen onder den rook gelegen is van een fabriek, die alleen 16 pCt. produceert van al de jenever, die in ons goede vaderland gestookt wordt.
Langen tijd was de Tent het eenige uitspanningslokaal van de werkliedenkolonie; maar sedert 30 Juli 1892 is zij ver overvleugeld door het royale gebouw de Gemeenschap, dat niet alleen aan ontspanning maar ook aan velerlei nutte leering is gewijd. De groote middelruimte is voor de helft ingericht tot leeszaal met een welvoorziene leestafel, waar kranten en tijdschriften tot ieders beschikking liggen. Op de estrade aan het eene einde staat een fraaie katheder, een geschenk van het personeel aan den heer Van Marken bij gelegenheid der feestelijke inwijding van het gebouw. De ijverige directeur heeft er al menigmaal gebruik van gemaakt tot het houden van lezingen of bevattelijke voordrachten voor het gezamenlijk personeel. Ook andere hoofdbeambten of uitgenoodigde sprekers komen daar in de winteravonden de werklieden nuttig en aangenaam bezig houden. Een inrichting voor tooverlantaarn geeft daarbij gelegenheid, de voordrachten door lichtbeelden te verklaren of te illustreeren.
Op zulke avonden, als natuurlijk alle man present is, kan de zaal vergroot worden met de andere helft der middelruimte van het