De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11
(1894)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
[Nummer 18]Professor J.V. de Groot.S. Theol. Mag.
professor j.v. de groot.
Bij de algemeene belangstelling, die het oprichten van een leerstoel voor Thomistische Philosophie, in het land gewekt heeft, meenden wij onzen lezers der Belgische Illustratie een genoegen te bereiden door het aanbieden van eenige biographische bijzonderheden als bijschrift tot de afbeelding van Prof. J.V. de Groot. De titularis werd den 4en Juli 1848 te Schiedam geboren; zijn gymnasiale studiën volbracht hij op het St.-Dominicus-College der Paters Predikheeren te Nijmegen. De onvermoeibare zucht tot degelijken arbeid, die hem eigen zou blijken in zijn priesterlijk leven, deed zich toen reeds gissen en werd door de zorgzame en begeesterende leiding van den Eerw. Pater Koors krachtig ontwikkeld. Volle levenskracht ontving daar de kiem voor het poëtisch schoone, zoodat noch de latere jaren, noch de meer afgetrokken studiën van wijsbegeerte en godgeleerdheid, de liefde tot de letteren zou dooven. Vondel en Dante vooral waren en bleven hem de geliefde dichters bij uitnemendheid; bij hen vond hij: 't Gevoel, de hooge Godsvereering,
Die niets dan poëzie in hoogsten uitdruk is.’
Aan die liefde tot Vondel dankte later de literarische studie: ‘Vondel en zijne Bespiegelingen over Godt en Godtsdienst’ haar ontstaan: de keuze van dit dydactisch poëm, de wijsgeerige weg, dien deze beschouwingen betreden, duidden reeds toen de philosophische richting aan, die zijn studiën later bij voorkeur zouden inslaan. Bij het verschijnen werd deze verklaring van Vondels leerdicht in het bijzonder door Prof. Alberdingk Thijm hoopvol begroet. Hij kondigde in zijn Bulletin Périodique het werk aldus aan: ‘De geleerde en beminnelijke pater Dominicaan J.V. de Groot, een nog jeugdig schrijver die hooge verwachtingen doet koesteren, heeft in onze Revue een aanvang gemaakt met een reeks studiën over het groote leerdicht van Vondel. De Eerw. Pater bewijst een grooten dienst aan 's dichters vrienden, door onder het volk de schoone denkbeelden te verbreiden, verstrooid in dichtstukken, die soms wat te wijdloopig zijn om lezers te vinden.Ga naar voetnoot1) Na met groote vrucht zijne humaniora aan bovengenoemd college te hebben voleindigd, trad Johannes de Groot in Sept. 1866 in het convent der EE. PP. Dominicanen te Huisen; tot kloosternaam koos hij zich dien van Vincentius, tot aandenken aan den E.P. Vincentius, van Ewijk. Gedurende het proefjaar mocht het schijnen, als zou de zwakke gezondheid van den vurigen kloosterling niet bestand zijn tegen de verplichtingen van den kloosterregel; later bleek die vrees ongegrond en kon hij zich in Sept. 1867 door zijne geloften aan de Orde verbinden. Dit noviciaat volbracht hij, geleid door den Eerw. Pater A.M. Joosten, thans titulair bisschop van Marciana en vicaris apostolicus van Curaçao. Eenige jaren nadien werd hij aangesteld tot het vormen van jongelieden voor den priesterstand aan hetzelfde College, waar ook hij de eerste stappen naar de wetenschap had gezet. Zijn degelijk, vormend onderricht, zijn opgewekte omgang met zijne discipelen, de behaaglijke vorm, waarin hij zijn lessen kleedde, wonnen hem het hart zijner leerlingen, gelijk zij hem later de vriend zouden doen zijn der velen, die zich aan zijn zorgen toevertrouwden. Aan deze Latijnsche school bleef hij na zijn priesterwijding (1873) verbonden tot 1877; hij doceerde tevens van 1875 tot heden zijn jeugdigen ordebroeders beurtelings dogmatiek, kerkgeschiedenis en philosophia religionis. Toen reeds ving hij aan met de sinds niet meer onderbroken reeks zijner lessen, steunend op de Thomistische philosophie, wier logische kracht hij deed gevoelen ook voor de strijd- | |
[pagina 138]
| |
vragen van den dag, ook voor den breederen omvang en voor de belangrijke wijzigingen, die de empirische wetenschap heeft verkregen. En niet in nauwe grenzen werd dit studieveld omsloten, maar als ware leerling der scholastiek hield hij, op het voorbeeld van haar grooten meester St. Thomas van Aquino, het oog gericht ook op de wetenschap buiten de katholieke Kerk; hetzij om ook door haar de waarheid der Kerkleer schitterend te zien bevestigd, of om te staven, dat ook hier de tegenspraak tusschen de zekere gegevens der moderne scientie en het katholiek geloof slechts in schijn bestond. Als rijpe vrucht dier volhardende studie schonk de titularis aan de wetenschappelijke wereld zijn spoedig daarna herdrukte: Summa Apologetica de Ecclesia catholica ad mentem S. Thomae Aquinatis. Reeds zeer spoedig, na het verschijnen van dit uitstekend studiewerk, werden de breede philosophische grondslag, de logische volgorde en ontwikkeling, door buitenlandsche geleerden vooral, ten volle gewaardeerd. Vroeger was van zijn hand verschenen een beschouwend overzicht der Kerkgeschiedenis onder den titel ‘De Pausen en de Christelijke Beschaving.’ In Juni van 't jaar 1878 verkreeg hij, na het verdedigen eener reeks theologische en philosophische stellingen, den graad van: Lector S. Theologiae, welke titel gelijkstaat met dien van: doctor theologiae, voor leden buiten die orde. Na gedurende den verplichten tijd (zeven jaren) aan zijne jonge ordebroeders te hebben gedoceerd, maakte hij te Rome zijn examen ad gradus. Teruggekomen, bracht hij de daarna gevorderde zes jaren in het hooger onderwijs door en ontving de hoogste titulatuur: Magister S. Theol. Van de groote vereering, waarmede hem de wijsgeerige geest van St. Thomas bezielde, gaf hij een meesterlijk blijk in het werk. voortreffelijk én op hagiographisch én op literarisch terrein, getiteld: ‘Het Leven van den H. Thomas van Aquino.’ Bij dezen veelzijdig wetenschappelijken arbeid, wist Prior de Groot steeds tijd te vinden voor eene zeer uitgebreide zielzorg; hij bestuurde tevens den door hem opgerichten Thomaskring, die ten doel had, aan ontwikkelde jongelieden de leer der Kerk, in het licht van geloof en wetenschap, te verklaren. Als gevierd redenaar was hij niet alleen geëerd in de plaats zijner inwoning, maar ook in de vele steden, waar hij missiën predikte of lezingen voordroeg. Na zijn priesterlijken arbeid van 21 jaren te Nijmegen volbracht op zoo uitgestrekt en verschillend terrein, mag het zeker geene verwondering baren, dat aldaar zeer velen zijn vertrek als een zwaar verlies gevoelen en onder hen niet het minst de zeer vele armen, wien hij een milde weldoener was en troostend vriend. Van harte verheugen wij ons echter, dat, door de zorgen van het H.E. Episcopaat, de leerstoel der Thomistische Philosophie door zoo waardig een man zal worden bezet. Moge het er veel toe bijdragen, dat ook in niet-katholieke kringen worde erkend en gehuldigd het genie van St. Thomas, over wiens werken een protestantsch geleerde, prof. Ihering, voor eenige jaren schreef: ‘Ik vraag mij zelven verwonderd af, hoe het mogelijk was, dat zulke waarheden, nadat zij eenmaal uitgesproken waren, bij onze protestantsche wetenschap in zulke vergetelheid konden geraken.’ série d'études sur le grand poème didactique de Vondel. Le rév. père rend un grand service aux amis de Vondel, en popularisant ainsi les belles idées, disséminées dans des morceaux de vers quelquefois un peu trop prolixes pour trouver de lecteurs. W.A.v.D. |
|