De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11(1894)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Het Slapend Kind. Och hoe lief, dat slapend jongske! Stil, verstoor zijn droomen niet; Want; wie weet wat zaligheden 't Kinderzieltje thans geniet! Lees, o lees het in die trekjes, Zoo lieftallig en zoo rein, Hoe der jonkheid zieletochtjes Niets dan vrede en onschuld zijn! Kind, gelijk het morgenkoeltje Dat met geur en bloemen speelt, Als Gods vogelke zijn deuntje In het jonge loover kweelt, Zoo speelt zacht des levens adem Door uw bloemenrijk gemoed, Waar het pas ontwaakte zieltje Juicht in d'uchtendzonnegloed. Hult de slaap als in een wolkje Thans het zonnetje zoo zacht, Dat ons anders uit uw blikjes Zoo vol zoetheid tegenlacht: 't Half gesloten rozenmondje Bloost betooverend en frisch Als een roosje, dat in d'ochtend Van de lente ontloken is. Slaap gerust, gij aardig jongsken! Of gij wakker zijt of niet, Koninkje toch blijft gij immer En ons hart is uw gebied. O verlies u in die droomen, Stil geschapen voor uw oog Door uw zachtgewiekte vriendjes, Nederruischend van omhoog. Kind, wij allen, allen weten, Maar de tijd is lang voorbij, Hoe ook wij in droomen speelden Met Gods engeltjes, als gij; En hoe straks een brave moeder, Op zoo liefelijke wijs, Ons verhaalde van de dingen, Die daar zijn in 't Paradijs. Ras vervliegen onze dagen, Wij verandren, worden oud; En laat de onschuld van de kindsheid Ook ons harte nimmer koud: Toch, die poëzie des levens Is zoo vaak, mijn dierbaar kind, Wat de bloemen zijn der lente Voor den killen najaarswind. P.N. Brouns. Vorige Volgende