De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11
(1894)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 117]
| |
lourdes. - Gedenkplaat bij de Grot.
| |
Lourdes.Op het oogenblik, nu weer een talrijke schaar van pelgrims uit ons vaderland aan de Onbevlekte Maagd in haar bevoorrecht genadeoord de hulde brengt van het katholieke Nederland en daar de voorspraak van Maria voor de dierbare betrekkingen en landgenooten afbidt, meenen wij onzen lezers genoegen te doen met hun weer eenige gezichten en afbeeldingen aan te bieden, betrekking hebbende op de wijd vermaarde bedevaartplaats. Toen in het jaar 1883 de eerste Nederlandsche bedevaart naar Lourdes toog, verschafte de welversneden pen van den eerw. heer Sarton den lezers der Illustratie een volledig verslag van dien vromen tocht met uitvoerige, door platen toegelichte beschrijving der bezochte heiligdommen. Later, op blz. 257 van den 25en jaargang, gaven wij nog eens een afbeelding van de basiliek in haar luisterrijke voltooiing. Ditmaal zijn wij in staat, onzen lezers eenige interessante gezichten onder de oogen te brengen, die zorgvuldig naar photographieën, op de bedevaartplaats genomen, vervaardigd zijn, en wel allereerst een afbeelding van de vereerenswaardige grot, die getuige was van de wonderbare verschijningen der Onbevlekte Maagd aan de hoogbegenadigde Bernadette Soubirous. ‘De steile rots van blinkend steen,’ zegt Pastoor Van der HorstGa naar voetnoot1), wiens beschrijving over het algemeen nog aan den tegenwoordigen toestand beantwoordt - ‘de steile rots van blinkend steen heeft drie onregelmatige openingen, grillig boven elkander geplaatst, en van achteren in gemeenschap met elkander, op de wijze als de gaten eener spons. De beneden opening is gelijk met den grond; en beschrijft een grooten, vrij regelmatigen boog van ongeveer vier meters hoog en van twaalf tot vijftien lang. De diepte der grot zal bijna gelijk zijn aan haar breedte. Daar boven, meer aan uwe rechterhand, is een tweede opening smal en hoog, bij wijze van een spitsboog: 't is de grot, waarin de Onbevlekte Ontvangenis is verschenen, en waarin thans het marmeren beeld prijkt, omgeven van de woorden: Je suis l'Immaculée Conception, in zilveren letters. Ter zijde dezer grot, maar weder iets hooger, is de derde kleinere opening. De benedengrot is gesloten met een hoog ijzeren hek; maar de broeder, die in het kleine huisje naast de grot verblijft, opent het gaarne voor u, als er niet te veel aandrang van volk is. Onder het beeld hangt een gouden lamp, omgeven van ontelbare offers, door dankbare handen van herstellenden daar opgehangen. Vooral het getal van krukken is verbazend groot. Een ijzeren monsterblaker draagt dag en nacht een vracht van geofferde kaarsen, en wordt, evenals de kleinere standaard dieper in de grot, aanhoudend voorzien uit de twee groote kisten, die voortdurend door de pelgrims worden gevuld. Aan uwe rechterzijde, diep in de grot, is een soort van hoeknisje door den grilligen rotssteen gevormd, en daarin liggen duizenden briefjes, die de beden van smeekende zielen tot O.L. Vrouw
lourdes. - Het kasteel en de Gave.
lourdes. - Gezicht, genomen van het station.
| |
[pagina 118]
| |
van Lourdes bevatten. Wat al geheimenissen van diepen rouw en bitter leed, van oudermin en kinderliefde zullen daar niet verborgen liggen! Wat al tranen en verzuchtingen van verbrijzelde harten en lijdende zielen, van zondaars en rechtvaardigen zullen uit dat verholen hoekje niet opwaarts gaan tot voor Maria's troon! Meer naar de linkerzijde, achter in de grot, waar het gewelf naar den grond duikt, daar is de plek, waar onder Bernadetta's vingeren de wonderbron is ontstaan en nog immer haar water blijft geven. 't Is een smalle goot, van slechts eenige weinige duimen diepte, afgesloten, door een klein hekje van gevlochten ijzerdraad. Gij ziet niets opborrelen, niets stroomen: en toch geeft de fontein, buiten het hek geplaatst, meer dan honderd duizend kannen daags. Aan den hoek van de oostzijde is dit kanaal ook van boven toegemetseld, en leidt het water naar de fontein en de twee waterkommen in het huisje daarnevens. Buiten het hek staat de fontein van zwart marmer, en geeft uit drie metalen monden het wonderwater aan de vragende menigte. Tinnen kroezen en glazen staan daar altijd ten dienste der pelgrims; en een ieder drinkt en wascht zich, of vult de blikken bus of de flesch, die hij heeft medegebracht. Een wit marmeren plaat geeft in vergulde letters de woorden te lezen, die de verschijning tot Bernadetta sprak: Allez boire a la fontaine et vous y laver. février 1858.Ga naar voetnoot1)’ Onze gravure biedt een gezicht op den ingang der grot, door het groote ijzeren hek afgesloten. Rechts zien wij een steenen spreekgestoelte, door een baldakijn overhuifd. Het is bestemd voor de geestelijken, die de pelgrims, voor het heiligdom neergeknield, wenschen toe te spreken. Aan dienzelfden kant, doch op onze afbeelding niet zichtbaar, is ook de natuurlijke boognis, waarin het fraaie marmeren beeld staat van den Lyonschen beeldhouwer Fabisch, dat de verschijning weergeeft op de plaats zelve, waar zij zich voor de oogen der veertienjarige Bernadette vertoonde. In de nabijheid is een groote marmeren plaat ter hoogte van drie meters aangebracht, waarop de geschiedenis dier verschijningen in groote letters staat gebeiteld: ‘In het jaar der genade 1858 verscheen, in de holte der rots, waar men haar beeld ziet, de heilige Maagd aan Bernadette achttien malen: den 11en en den 14en Februari; elken dag, op twee na, van den 18en Februari tot den 4en Maart; den 25en Maart, den 7en April en den 16en Juli. De H. Maagd zeide tot het kind den 18en Februari: Wilt ge mij de gunst bewijzen, hier veertien dagen lang te komen? Ik beloof niet u gelukkig te maken in deze wereld, maar in de andere. Ik verlang dat hier menschen komen. De H. Maagd zeide haar in die veertien dagen: Gij zult bidden voor de zondaren, gij zult de aarde kussen voor de zondaren. - Boetvaardigheid, boetvaardigheid, boetvaardigheid! - Gaat aan de priesters zeggen, dat zij hier een kapel doen bouwen. Ik wil dat men in bedevaart hierheen kome. Ga drinken van de fontein en u daar wasschen. Ga van het kruid eten, dat daar groeit. Den 25en Maart sprak de H. Maagd: Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis.’ Doch keeren wij nog een oogenblik vóór de grot terug. Door het hek onderscheiden wij het altaar, waaraan in de morgenuren en gedurende een groot deel van den nacht onafgebroken het heilig misoffer wordt opgedragen door de talrijke priesters, die de processies der geloovigen vergezellen. Nacht en dag branden daar honderden waskaarsen, door de geloovigen geofferd. Maar nog treffender tolken van de dankbaarheid dergenen, die hier de machtige voorbede der onbevlekte Maagd in hun ongeluk hebben mogen ondervinden, zijn de duizenden en duizenden krukken en stokken, tusschen het groen opgehangen, waarmee de rots is bekleed. Zij verhalen ons in stomme, maar welsprekende taal van de tallooze wonderbare genezingen, hier door de tusschenkomst van de Behoudenis der Kranken van den goeden God verworven. Voor het hek der grot is een marmeren vloer gelegd, waarop banken zijn geplaatst ten dienste der geloovigen, die hier komen bidden. De plek leent zich daartoe uitmuntend, daar niets hier de stilte stoort dan het regelmatig gemurmel der rivier de Gave, die niet ver vandaar tusschen vorstelijk aangelegde kaden stroomt. Wanneer men, de grot voorbijgaande, langs deze kade wandelt, waar van afstand tot afstand rustbanken tot zitten noodigen, komt men aan een prachtige laan van platanen, wier dicht lommer het daglicht tempert tot een geheimzinnige schemering, gunstig voor gebed en vrome overweging. Alles te Lourdes is er op ingericht, den pelgrims, waaronder natuurlijk veel zieken en ouden van dagen zijn, het verblijf in het genadeoord zoo aangenaam en stichtend mogelijk te maken. Geen kosten daartoe zijn ontzien. De loop der rivier is verlegd en ter plaatse, waar zij vroeger haar golven voortstuwde, heeft men thans een esplanade van 300 meters lengte, doorsneden met altijd groene grasbanden en aan beide zijden ingesloten door lanen van prachtige platanen. Aan den ingang dezer vorstelijke wandelplaats verheft zich een standbeeld van den Aartsengel Michaël, den helschen draak verpletterende, aan het andere einde verrijst een beeld der Moedermaagd, dat vriendelijk de armen uitbreidt als om allen welkom te heeten, die tot haar hun toevlucht nemen. De lanen der esplanade loopen uit op de kerk van den H. Rozenkrans, een rijk gebouw in Byzantijnschen stijl, waarvan men den ingang op blz. 120 ziet afgebeeld. Een breede hellende weg, op zware gemetselde bogen aangelegd, stelt de pelgrims in staat per rijtuig het hooge terras te bereiken, waarop de basiliek haar rijzige gothieke beuken en haar slanken toren ten hemel beurt. Achter de basiliek staat het huis der paters van de Onbevlekte Ontvangenis, die met de bewaking der grot, de ontvangst der pelgrims, kortom met het heele beheer der bedevaartplaats zijn belast. Overigens hebben nog verschillende orden te Lourdes hun huizen; Carmelieten, Dominicanen, Assumptionisten, de Blauwe Zusters, de Zusters der Onbevlekte Ontvangenis, de Clarissen, - allen hebben hier in de schaduw der basiliek een schuilplaats gezocht, als onder de onmiddellijke hoede der onbevlekte Maagd. Van de terrassen der basiliek geniet men een heerlijk schouwspel over de schilderachtige omgeving van het bevoorrechte plaatsje, dat jaarlijks meer dan tweehonderd duizend pelgrims uit alle oorden der wereld binnen zijn muren ontvangt. Van dat schouwspel kan de lezer zich eenigszins een denkbeeld maken door onze gravure, die een gezicht op Lourdes biedt, genomen van het spoorwegstation. ‘Wat ligt Lourdes toch schoon!’ was de uitroep, dien deze aanblik eenmaal den begaafden pastoor Van der Horst in de pen gaf. ‘Als de spoortrein,’ dus schrijft hij, ‘na geheel Frankrijk van het noorden tot het zuiden te zijn doorgestoomd, ophoudt aan den voet der Pyreneeën en niet verder schijnt te kunnen gaan; aan het uiteinde der schoone en rijke vlakte van Bigorre, aan de eerste treden van het trotsch amphitheater der hooge steen- en sneeuwbergen, ziet men een ouden zwaren toren als een reusachtigen adelaar op de punt van een hooge ongenaakbare rots staan. Die rots staat daar als het middelpunt van zeven valleien, die zich aan haren voet ontmoeten; en het breede sterke kasteel daar boven verdedigt het vruchtbaar leven dier zeven zusters, en overschouwt ze als haar machtige heer en gebieder. Die citadel, zeer zeker reeds tweeduizend jaren oud, was het schoonste sieraad der graaflijke kroon van Bigorre, de sleutel van den Lavedan, de poort der Pyreneeën; 't is van vreemden of liever van gemengden bouwtrant, 't is het reuzenwerk der natuur, der Romeinen, der Saracenen, der Engelschen. Steil en loodrecht staat de rots, en laat als met weerzin een smal voetpad om zich slingeren, dat naar het kasteel leidt, terwijl breede zware muren de afhellende westzijde omringen en ongenaakbaar maken. Aan haar voet rolt en bruist de Gave over een steenen bed, en voert een eeuwigen strijd met de rotsblokken, die hare vaart belemmeren en haar dwingen met een breede bocht van het zuiden naar het westen te stroomen. En aan de drie andere zijden is de rots omgeven door vele woningen langs en op de steenheuvels gemetseld, vroeger met een dubbelen muur omwald, thans van poorten en schansen bevrijd. En daar buiten: aan de noordzijde groenende heuvels, met boomen en vruchten beplant en met lusthuizen bebouwd, waartusschen de spoorweg een gevaarlijke baan beschrijft; ten westen de bergstroom, die met klaterend geweld voortrolt naar Pau en den oceaan; ten zuiden de Espélugues en daarachter de hooge bergen van graniet en marmer, met hun bruine grillige kruinen; en aan de oostzijde, de Pyreneesche reuzen, die in het verschiet allengs hooger klimmen en met eeuwige sneeuw zijn bedekt. Beneden in de zeven dalen is alles groen en veelkleurig; daar grazen groote kudden prachtige schapen en klingelt het klokje, dat de ram of de steenbok om den hals draagt; daar staan vriendelijke bouwhoeven, omringd van goudgele maïsvelden en groene weiden; daar wordt het marmer uit de bergen gekapt en het graniet gehouwen; daar klepperen vele watermolens en zagen het hout en malen het graan; daar trekken honderden ossen de zwaar beladen steenwagens op en af de bergwegen; daar werkt en zwoegt, zingt en leeft een fier en schoon volk, de ontembare montagnards van weleer, de rustige en arbeidzame montagnards van thans. Dat is Lourdes.’ |
|