stuursadministratie, eerst als commies ter Provinciale Griffie te Utrecht, daarna als griffier der Staten van Zuid-Holland. In zijn studieplaats werd hij tot lid der Tweede Kamer gekozen, waar hij als talentvol en bezadigd spreker van de onverdeelde aandacht zijner hoorders steeds verzekerd was.
Korten tijd is de heer Roëll lid van ons Hoogerhuis geweest, maakte indertijd deel uit van de staatscommissie voor de Grondwetsherziening van 1887 en is secretaris van den voogdijraad over H.M. koningin Wilhelmina.
De tegenwoordige minister van Binnenlandsche Zaken, mr. S. van Houten, is een niet minder bekende figuur. Een kwarteeuw toch had hij voor zijn geboortestad Groningen in de Tweede Kamer zitting. Een ieder weet, dat zijn daar gegeven adviezen maar hoogst zelden bij de katholieken instemming konden vinden, nog minder zijn geschriften op onderscheiden gebied, en het is slechts door een zeer toevallige omstandigheid, dat de heer Van Houten thans geroepen is, een vraagstuk tot oplossing te brengen, waarover hij eenstemmig denkt met velen onzer geloofsgenooten.
Door een groot aantal tijdschrift-artikelen deed de tegenwoordige minister van Binnenlandsche Zaken, wien uitgebreide kennis en groote vaardigheid met woord en pen niet kan worden ontzegd, zich als een ervaren publicist kennen.
De portefeuille van Financiën, gewoonlijk een allesbehalve benijdbaar erfstuk, is ten deel gevallen aan mr. J.P. Sprenger van Eyk, die algemeen de reputatie van een uiterst bekwaam financier bezit. Deze reputatie genoot bij velen ook de vorige minister van Financiën, mr. N.G. Pierson, maar toch is moeilijk grooter tegenstelling denkbaar, dan tusschen den gewezen en den huidigen titularis van Financiën, welke laatste indertijd een scherpe en af brekende critiek op de belastingvoorstellen van zijn voorganger uitoefende.
Zeker is het, dat de heer Sprenger van Eyk op financieel gebied zijn sporen reeds verdiend heeft. Eerst was hij ambtenaar aan het ministerie van Financiën, vervolgens werd hij tot organisatie van het belastingwezen naar Oost-Indië gezonden, waar hij de betrekkingen van inspecteur en directeur van Financiën bekleedde en ten slotte tot lid van den Raad van Indië benoemd werd. In 1884 werd hij naar het Moederland teruggeroepen, om als minister van Koloniën plaats te nemen in het derde ministerie Heemskerk, dat ons in 1887 de Grondwetsherziening gaf, die ook de onderteekening van minister Sprenger van Eyk draagt.
In 1888 keerde hij tot het ambteloos leven terug, maar bleef niet werkeloos, want hij schreef een handboek voor de belastingen en redigeerde het staatkundig en staathuishoudkundig weekblad Nederland.
De nieuwe minister van Justitie, de heer mr. W. van der Kaay, is de oudste van het achttal; hij heeft den leeftijd van 63 jaar reeds bereikt. Verschillende rechterlijke betrekkingen heeft hij bekleed, het laatst die van raadsheer in het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Alkmaar heeft den heer Van der Kaay een reeks van jaren onafgebroken naar het Binnenhof afgevaardigd, waar hij tot verleden jaar, toen de liberalen zich in twee fracties splitsten, de leider was der liberale Kamerclub.
Een druk spreker was de heer Van der Kaay in de Kamer niet, maar in de afdeelingen werd zijn medewerking op prijs gesteld en als bekwaam jurist werkte hij aan de voorbereiding van het nationale strafwetboek mede.
Voor Koloniën, dat thans, met het oog op de gebeurtenissen op Lombok, meer dan gewoonlijk de aandacht trekt, heeft achter de groene tafel zitting het oud-lid van den Raad van Indië, mr. J.H. Bergsma. Meer dan dertig jaar heeft hij in verschillende belangrijke betrekkingen in onze bezittingen doorgebracht. Achtereenvolgens was hij daar auditeur-militair, officier van justitie, substituutofficier bij den Raad van Justitie te Samarang, lid van dit rechtscollege, omgaand rechter, voorzitter van de landraden te Batavia, secretaris en ook eenigen tijd waarnemend directeur van het departement van Justitie, raadsheer in het Hooggerechtshof, algemeen secretaris van het gouvernement en ten slotte lid van den Raad van Indië, uit welke betrekking hij op zijn verzoek in Juni 1893 eervol werd ontslagen.
Moge onder het bestuur van dezen minister de expeditie naar Lombok, na de nederlaag der vorige maand, een snel en schitterend verloop hebben, en moge hij ook het kostbare Atjeh-vraagstuk een stap nader tot zijn oplossing brengen!
De eenige katholiek, die in het kabinet Roëll zitting heeft, is de minister van Oorlog, luitenant-generaal C.D.H. Schneider, adjudant der koningin in buitengewonen dienst. Deze schitterende en kranige soldaat heeft een verdienstelijke militaire loopbaan achter zich en staat algemeen als een kundig opperofficier bekend.
Nog slechts kort voor zijn optreden als minister werd generaal Schneider gepensioneerd als luitenant generaal en als inspecteur van het wapen der artillerie.
De tweede militaire minister, om het zoo eens te noemen, is de titularis voor Marine, jhr. H.M. van der Wijck. Na als officier bij de zeemacht te hebben gediend en adjudant van verschillende ministers van Marine te zijn geweest, werd hij tot secretaris-generaal van dat departement benoemd. Meer dan tien jaar heeft jhr. Van der Wijck dit gewichtig ambt bekleed en zich zoodoende geheel voorbereid voor de hooge betrekking, die hij thans vervult.
Eindigen wij, na deze beide krijgshaftige departementen, met een man van den vrede en van vreedzame, vruchtbare ontwikkeling. Wij bedoelen den minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, den heer Ph. W. van der Sleyden, die zich als een uitstekend ingenieur heeft doen kennen en vóór zijn ministerieel optreden hoofdingenieur tweede klasse van 's Rijks Waterstaat te Maastricht was.
Ook een poosje heeft de heer Van der Sleyden, als afgevaardigde voor Arnhem, in de Tweede Kamer zitting gehad, maar zich als zoodanig niet aan de politiek te buiten gegaan, doch zich hoofdzakelijk tot de behartiging van zuiver technische zaken bepaald.