Door een kurketrekker.
Ook een geschiedenis van valsche bankbiljetten.
(Slot.)
De fabrikant Müller had een heel verbaasd gezicht opgezet, toen ten zijnent een beambte der crimineele politie verscheen, zich als zoodanig legitimeerde en hem de honderd biljetten van drie roebel opvorderde. Den volgenden dag werd hem meegedeeld dat die biljetten valsch waren en dat hij onder die omstandigheden de bewuste machine niet mocht afmaken.
Te gelijker tijd ontving hij ook een brief van Simon, die op ons dictée geschreven en door ons toedoen te Straalsund op de post gedaan was. De brief was kort en hield enkel in, dat Simon Straalsund bereikt had en juist op het punt stond, naar Stockholm te stoomen.
Müller, die volkomen argeloos en oningewijd was, kwam niet op het denkbeeld dat Canter en Simon met elkander bekend waren. Toch moest hij zich gerustgesteld gevoelen, dat Simon niet ingerekend was, hetgeen hij van Canter wel vermoeden moest.
Simon bevond zich in zeer lichte hechtenis en had zich te onzer beschikking gesteld om de vervalschte biljetten in Aken op te vangen. Canter bleef zijn ontkenningen ook voor den rechter van instructie volhouden en Simon weigerde beslist iets te zijnen laste te zeggen. Toch werd Canter later wegens het uitgeven van valsche roebelbiljetten tot drie jaren gevangenisstraf veroordeeld. Ik stip dat maar aan om verder van hem af te zijn.
De machine, die hij bij Müller besteld had, werd later door de politie in beslag genomen.
Wij, politiebeambten, en onze nieuwe vriend Simon maakten ons ondertusschen vijf dagen later op, om te Aken de aankomst der vervalschte biljetten af te wachten.
De directeur van het Parijsche consortium was een Poolsch edelman, die misschien alleen uit nationaliteitshaat tegen de Russen aan de onderneming had deelgenomen.
Hij moest op een bepaalden dag te Aken aankomen, om daar met Simon het zaakje af te maken. Als plaats, waar hij zou afstappen, was zeker logement in de Camphausbadstrasse opgegeven; wij namen daar met Simon onzen intrek en wachtten de aankomst van den Pool af.
Simon speelde een eigenaardige rol; hij reisde met ons en wie hem met ons had zien verkeeren, zou zeker niet anders gedacht hebben of hij was vrij. Inderdaad was hij onze gevangene en werd op het strengste bewaakt. Hij ging intusschen, zooals we later inzagen, eerlijk tegenover ons te werk. Op het laatste oogenblik toch had hij ons nog kunnen misleiden, wanneer hij niet wezenlijk het oogmerk had gehad, zich de vervulling der belofte te verzekeren, die ritmeester Von Langen hem gegeven had.
Simon deelde ons mee dat de Pool waarschijnlijk maar het kleinste deel van het geld bij zich dragen zou; het grootste deel zou men in de bagage of de kleeren verborgen vinden van de dame, met wie hij zich al in Parijs had opgehouden en die òf met hem te gelijk òf eenige uren na hem zou aankomen
Ons geduld werd nog in 't laatste oogenblik op een harde proef gesteld: de aankomst van den Pool liet zich drie dagen wachten; er kwam echter een depêche aan Simon, waarin hem werd meegedeeld, dat die vertraging verder niets te beduiden had.
Eindelijk, nadat wij drie dagen hadden uitgezien, verscheen de Pool en met den volgenden trein, drie uur later, zijn vrouw. Wij namen eerst den Pool in hechtenis en vonden omtrent tien duizend biljetten van drie roebels op hem; van veel meer waarde was echter de vangst, die we bij de dame deden. Wij ontdekten niet minder dan tachtig duizend biljetten, ingenaaid in haar japon en corset, en in nog twee andere japons en corsetten, die ze in een valies bij zich had. Slechts een gering gedeelte van de valsche biljetten was dus in andere handen. Hiervan werden later nog een aantal te Parijs ontdekt, alsmede de gedeeltelijk reeds vernietigde machines, die tot het drukken gediend hadden.
Het resultaat van de verblijdende vangst was voor allen bevredigend, behalve voor den Pool en diens vrouw. Beiden werden onmiddellijk naar Rusland gezonden, en waarschijnlijk verder door naar Siberië. Hoe dit ook zij, ik heb van hun lot later nooit meer iets gehoord. Ook Simon werd naar Rusland getransporteerd, om daar in verhoor genomen en veroordeeld te worden; maar hij wist ‘merkwaardigerwijs’ onderweg te ontsnappen en werd in het geheel niet achtervolgd, zoodat hij zelfs bij den bankier te Aken zijn geld kon gaan opnemen. Ook Simon is verdwenen, en ik geloof zelfs dat hij zijn woord houdt en zich niet meer met de vervaardiging van valsche biljetten afgeeft, maar alleen met zijn patenten handel drijft. Ik heb hem ten minste nooit weergezien en ik kan nauwelijks gelooven, dat hij nog ooit een voet in Berlijn zal zetten.
Ritmeester Von Langen werd tot majoor bevorderd en kreeg een ridderorde, en wij, Pruisische beambten, werden door den keizer van Rusland met flinke geschenken in geld bedacht, waarvan ik het grootste kreeg, omdat ik door het zonderlinge toeval bij het koopen van den kurketrekker, het eerst licht in de duistere zaak gebracht en het plan der valsche munters had doen mislukken.
Bovenstaande regels mogen een nieuw bewijs zijn voor de stelling, dat het toeval de grootste en knapste criminalist ter wereld is, en de crimineele politie zonder dezen bondgenoot weinig kan uitvoeren.