ken en daarmee alle uitzicht verdwenen was, door wederzijdsche uitwisseling bevrijd te worden.
Overste Streight van het 71e Indiana-regiment, die op een verkenningstocht door Georgië en Louisiana met zijn heele commando was gevangen genomen, had reeds eenmaal een poging tot ontsnapping beproefd, was echter weer in handen der zuidelijken gevallen, en, ofschoon hij toen de zwaarste straffen had ondergaan, stelde hij ook nu weer een plan tot ontvluchten voor en bevorderde het op de krachtigste wijze. Er werd besloten te ontsnappen door middel van een onderaardsche gang, die buiten de voorpostenketen, welke de gevangenis bewaakte, moest uitkomen.
Men bezat maar weinig hulpmiddelen. Een paar pennemessen waren de eenige werktuigen, die men tot zijn beschikking had, en daarmee moest de eiken vloer doorgesneden worden. Om door den grond te dringen had men niets dan de handen, en stiet men op muren, dan hoopte men een stuk ijzer te vinden, om er bres in te slaan. Van uit het venster der gevangenis maten de gevangen ingenieurs den afstand, dien men moest doorgraven, en schatten hem op vijftig voet; maar zelfs dan nog zou de tunnel dicht bij de straat uitkomen en de vluchtelingen stonden aan het gevaar bloot, reeds onmiddellijk weer te worden ingerekend.
In het midden van December ging men tot de uitvoering over. De ruimten, waarin de gevangenen bijeen waren, lagen boven het hospitaal en vormden de beide hoogste verdiepingen der gevangenis. Onder het hospitaal bevond zich een kelder, waarin de gevangenisbeambten het vuile stroo uit de hospitaalbedden wierpen, en reeds dikwijls had men zich over de slechte dampen beklaagd, die daaruit opstegen. Niemand vermoedde, dat juist de in dit gewelf heerschende verwarring door de gevangenen ter beveiliging van hun plannen gebruikt zou worden, en zoodra deze gevormd waren, hoorde men in de gevangenis geen klachten meer over het vuile stroo in den kelder.
Deze laatste was enkel door den schoorsteen te bereiken, die door alle verdiepingen liep en in den kelder uitkwam. Er werd nu een gat in den schoorsteen gemaakt, maar zoo goed dichtgestopt, dat niemand er erg in kon hebben, en des nachts begaf zich een onverschrokken man daardoor naar den kelder, op verkenning uit. Hij berichtte wat wij boven gezegd hebben, en versterkte de gevangenen in hun plan, een tunnel te graven, door de meedeeling, dat men de uitgegraven aarde zonder vrees voor ontdekking over den kelder kon uitspreiden. Dit gaf den doorslag.
Voortaan daalden nacht aan nacht behendige gestalten in den donkeren kelder neer. Hun bewegingen moesten geen geluid maken, want in het hospitaal, waar altijd ziekenoppassers wakker waren, zouden ze gehoord worden, als het minste geraas hen verried. Nacht op nacht, te midden van de ongezonde dampen, door ongedierte ontgeven, werkten deze wakkere mannen aan den tunnel. De aarde werd in kleine potjes uit de gang gehaald en over den kelder uitgespreid. Steenen werden met pennemessen of kleine stukjes ijzer uitgebroken, aardlagen met de nagels der handen weggekrabbeld.
Zoo werkte men ongeveer twee maanden. Eens was men de oppervlakte genaderd, maar men bevond, dat de tunnel midden op straat zou uitkomen, waarom het werk nog twaalf voet moest worden voortgezet. Middelerwijl koesterden de gevangenisbeambten niet de minste verdenking; geen geruisch had hun argwaan gaande gemaakt, zoo voorzichtig werd het werk verricht.
Den 8en Februari was eindelijk alles in gereedheid. De poging tot ontvluchten werd daarom op den volgenden nacht vastgesteld. Men lootte, wie den tocht leiden, wie het laatst door den tunnel kruipen zou. Op den overste van een regiment uit New-York, Rose, viel het lot, vooraan te gaan; overste Kendrick uit Tennessee met eenige officieren uit het Westen moest den tocht sluiten. Een touwladder hing in den schoorsteen, en nog enkel behoefde het teeken gegeven te worden, om de vlucht te beginnen.
Overste Kendrick met de kapiteines Janes en Bradford stonden 's avonds om negen uur voor het bovenste venster der Libby-gevangenis en keken naar de straat. Zestig voet van hen af, stond een houten loods, waarin vroeger tabak werd opgeborger, en niet ver van daar zag men een straatlantaarn, die evenwel slechts een dof schijnsel op de loods wierp. Eenige minuten wachtten zij met kloppend hart, daarna zagen zij een menschelijke gedaante daar in het halfduister der loods uit den grond kruipen en snel de straat doorgaan. Het was overste Rose, de pionnier der vluchtelingen. Daarna kwam er een tweede, een derde, een vierde. Met hun tweeën ofwel met hun drieën verstrooiden zij zich in alle richtingen. Allen droegen de uniform van het Bondsleger, maar gelukkig waren de meeste regimenten der zuidelijken, die te Richmond in garnizoen lagen, op dezelfde wijze gekleed. Met tusschenpoozen van een paar minuten kwamen de donkere gestalten te voorschijn. Plotseling echter werd het levendig in de gevangenis. De wachten hadden gedruisch gehoord en kwamen de zalen inspecteeren. Maar daar zag alles er zoo kalm en onschuldig uit, dat zij met de overtuiging dat alles in orde was, aftrokken.
Kendrick stond weldra weer op zijn post en keek naar beneden, doch eerst na een uur begon de vlucht opnieuw. Hij maakte zich al ongerust over de waaghalzerij van sommigen, die dicht langs de schildwachten voorbijgingen, en dan zelfs een praatje met hen maakten. Maar alles ging goed, en spoedig doofde men het licht der lantaarns uit, waardoor de vluchtelingen nog grooter veiligheid kregen.
Om twaalf uur eindelijk waren allen weg en kwam de beurt aan Kendrick en zijn makkers. Toen hij den tunnel verliet, hoorde hij nog het geroep der wacht, dat alles in orde was, en met een verlicht hait wendde hij den kerker den rug toe.
De vluchtelingen, honderd negen in getal, hadden zich over alle wegen verstrooid. Alleen hierdoor meenden zij te mogen hopen, de Bondstioepen te kunnen bereiken. Nair Noord-Carolina, naar West-Virginië, naar Fredericksburg, de James rivier of naar het Schiereiland, dit waren de wegen, die ze reeds te voren hadden aangegeven.
Kendrick s plan was het, te trachten, Fort Monroe te bereiken. Maar in plaats van de James af te gaan, gaf hij er de voorkeur aan, de Chicahominy te overschrijden, omdat hij dan eerder op de stroopende bende van generaal Buttler hoopte te stooten.
Na groote gevaren, vooral bij het overtrekken der Chicahominy, waar hij bij Batthom's Bridge bijna in handen der zuidelijken was gevallen, na ontberingen, die hij, evenals zijn door de gevangenisschap uitgeputte makkers, niet te boven zou zijn gekomen, als niet ter elfde uur mannen, die onder een zwarte huid een medelijdend hart hadden, zich over hen hadden ontfermd, - bereikten zij eindelijk den grooten weg naar Yorktown, een soort neutraal gebied, dat door de verkenners en voorposten der beide vijandelijke legers gedurig bezocht werd. Uit den toestand van den weg bleek, dat nog maar kort geleden een sterke ruiterijafdeeling hem, en wel in de richting naar Richmond, was overgetrokken. Of het vriend of vijand was geweest, was nu de vraag maar.
De vermoeide zwervers besloten niet verder te gaan. Zij legerden zich achter een groote heg en konden den weg naar alle kanten overzien, zonder zelf gezien te worden. Nu volgde een uur van pijnlijk wachten, maar daarna zou dan ook over hun toekomstig lot beslist worden. Een donkere streep werd in de verte zichtbaar, verdween nu eens in het woud, en kwam dan weer en steeds duidelijker te voorschijn. Nog eenige minuten en een escadron van het elfde Pennsylvanische cavalerieregiment reed de vluchtelingen voorbij en nam hen met gejuich in zijn midden op.