zij waren het dus klaarblijkelijk samen eens en toen ik vijf straten verder geloopen was, bleef ik eensklaps als van den bliksem getroffen stilstaan: er was mij een gedachte te binnen geschoten, die mij geweldig aanpakte: de zonderlinge machine, die bij Müller besteld was, was niet tot het satineeren van leer of wollen stoffen, maar tot het drukken van papieren geld bestemd; daar was die kolossale kracht voor noodig, die van de hefboomen en spiraalveeren gevorderd werd; daar dienden die herhaalde wijzigingen voor. Waarschijnlijk waren de walsen, waarop de teekeningen van de biljetten waren aangebracht, eerst nu klaar gekomen en waren de afmetingen anders uitgevallen, dan eerst berekend was.
Simon wilde naar Stockholm. We mochten hem natuurlijk nu niet meer de stad uit laten gaan, en in een conferentie werd besloten, hem op het oogenblik van zijn vertrek in hechtenis te nemen. Het sprak vanzelf dat Canter te gelijker tijd moest gearresteerd worden en dat wel beiden zooveel mogelijk zonder opzien te baren.
Ik liep Simon opzettelijk tegen het lijf en hij deelde ook mij mee dat hij naar Stockholm dacht te gaan, maar binnen een paar dagen zou terugkomen; hij gaf mij zelfs den trein aan, waarmee hij dacht te vertrekken, en ik bood aan, hem naar het spoor te brengen. Dat vond hij goed en wij spraken af, dat ik hem 's avonds zou komen afhalen voor den nachttrein, die naar Stralsund vertrok.
Op het bepaalde uur kwam ik aan het hotel garni, waar hij logeerde, met een huurkoets voor en had den koetsier natuurlijk naar behooren ingelicht. Wij hadden een gesloten rijtuig en op den bok werd Simon's bagage gezet. Hij stapte met mij in en ik gelastte den koetsier op in het oog loopende manier, dat hij ons naar het Noorderstation zou rijden. Het rijtuig zette zich in beweging, gevolgd door een tweede huurkoets, waarin mijn collega's gezeten waren, die Simon tot het laatste oogenblik in zijn hotel hadden geobserveerd. Ik hield Simon aan den praat en deze dacht er niet aan, op den weg te letten, dien wij volgden. De voerman reed zoo hard als hij kon naar het politiebureau en door de groote poort tot op het binnenplein. Achter ons kwam de tweede huurkoets aangereden, wier ingezetenen gelijk met ons uitstapten. Toen Simon bij het stilstaan van het rijtuig verbaasd rondkeek en mij vroeg waar wij waren, verzocht ik hem uit te stappen en verklaarde daarop:
‘U is gearresteerd. Gelief mij zonder verzet te volgen, u zal aanstonds in het verhoor worden genomen.’
Hij verbleekte eerst, toen hij in mij een ambtenaar der geheime politie herkende, maar spoedig scheen hij zijn tegenwoordigheid van geest teruggekregen te hebben.
Wij brachten hem boven, naar de crimineele afdeeling, en zetten hem voorloopig in een cel, nadat wij eerst den inhoud zijner zakken geleegd hadden. In zijn portefeuille vonden wij nog twintig drie-roebel-biljetten. Met de sleutels, die wij gevonden hadden, openden wij zijn koffers, maar ontdekten daar niets verdachts in. Oogenblikkelijk in 't verhoor genomen, stelde Simon zich heel verbaasd aan en vroeg waarom men hem van zijn vrijheid wilde berooven. Toen hem daarop gezegd werd, dat hij een onderagent van de Parijsche roebelvervalschers was, haalde hij de schouders op en zei, dat dat eerst nog bewezen diende te worden; hij had werkelijk te Parijs een aantal biljetten van drie roebel in betaling ontvangen, maar hij had niet beter geweten of zij waren echt. Hij had die ook niet uitgegeven en alleen mij, op eenig aandringen, drie biljetten van drie roebel tot den gewonen koers afgestaan; nu zag hij in, dat ik hem een hinderlaag gelegd had, terwijl hij mij maar een genoegen had willen doen. Toen men hem herinnerde, dat hij ook te Parijs wegens het uitgeven van een valsch roebelbiljet in hechtenis genomen was, verklaarde hij verbaasd, niet te begrijpen hoe men dat tegen hem kon aanvoeren, daar toch de Parijsche politie hem evenzeer als volkomen onverdacht had laten gaan.
Simon was een slimme vogel; hij had zich op het oogenblik van zijn inhechtenisneming dadelijk te binnen gebracht, dat men hem in Duitschland eigenlijk niet veel maken kon. Als hij zich voor het gerechtshof op dezelfde manier wist schoon te praten als bij dit eerste verhoor, moest men hem vrijspreken, of hij werd hoogstens wegens het lichtvaardig uitgeven van valsch geld tot een korte hechtenis veroordeeld. We hadden nog wat te vroeg toegegrepen, maar konden moeilijk anders.
Om denzelfden tijd was ook Canter zonder eenig opzien door een aantal beambten der geheime politie in zijn woning gearresteerd en eveneens naar het politiebureau op de Molkenmarkt overgebracht. Er werd in zijn appartementen een zorgvuldige huiszoeking gehouden, al zijn bagage in beslag genomen en naar de crimineeie politie overgebracht. Er werd echter niets verdachts bij hem gevonden, alleen een paar teekeningen, die kennelijk betrekking hadden op de machine, die bij Müller besteld was; op de vraag wat die teekeningen beduidden, antwoordde Canter bedaard, dat hij bij een fabrikant, met name Müller, een machine besteld had, die tot het satineeren van leer en stoffen bestemd was. Men bracht hem in herinnering, dat hij bij dien fabrikant honderd biljetten van drie roebels als cautie had achtergelaten. Daarop antwoordde hij bedaard dat hij die biljetten van een handelsvriend ontvangen had, en toen men hem meedeelde dat ook Simon in hechtenis genomen was, zag hij er geen bezwaar in, te verklaren dat Simon hem dat geld had gegeven. Dat het valsch was had hij in de verte niet kunnen vermoeden.
Een politiebeambte reed naar den fabrikant Müller, om beslag te leggen op de honderd biljetten van drie roebel; ik vermeed, mij met die taak te belasten om Müller niet te laten zien wie ik was.
De roebelbiljetten waren valsch; maar wat bewezen zij tegen Canter? Hij had ze immers van een ander ontvangen, namelijk van Simon, dien hij, naar hij voorgaf, toevallig bij Müller had leeren kennen. Tegen Canter bestonden er alzoo in 't geheel geen gronden van verdenking en wij hadden hem dus eigenlijk dadelijk moeten laten loopen. Toch wilden wij hem tot den volgenden morgen in onze macht houden, daar wij altijd nog hoopten, dat Simon de een of andere bekentenis zou afleggen. Deed hij dit niet, dan waren wij leelijk gefopt, daar wij ons dan zelf alle verdere ontdekking hadden afgesneden. Volgens de wet moest Simon den volgenden dag voor den rechter van instructie gebracht worden, en als hij bleef loochenen, zou hij mogelijk op vrije voeten worden gesteld. De hoofdzaak alzoo, de ontdekking van de Parijsche fabriek en vooral van de valsche biljetten, waarvan de voorhanden exemplaren maar de eerste proef waren, was dus totaal mislukt.