De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 11
(1894)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOnbestendigheid.Wanneer de zon aan de oosterkim ontrijst
En alles door haar toovergloed doet leven,
De leeuwrik in zijn lied den Schepper prijst,
Dat trillend naar de wolken op gaat zweven,
En de aarde ons in haar bloementooisel wijst
Op Hem, Die haar dat bruidskleed heeft geweven, -
Dan is het hemel in ons hart, dat dankt
Den Gever van Wien 't al dat schoone ontvangt.
Maar gaat die zon haar schitt'rend hel'dre stralen
Verschuilen achter 't dreigend wolkgevaart,
Maar schiet de bliksem over berg en dalen
En dreunt de donder tot in 't hart der aard,
Maar kent de zee voor 't kokend nat geen palen
En stuwt ze, als bergen, golven hemelwaart, -
Dan klopt dat hart, dan werpen we ons terneder
En stijgt de beê: ‘Toon, Heer, uw aanschijn weder.’
Die wis'ling der natuur is 't ware beeld
Van 't leven, dat we op aarde moeten leiden,
Dat heden ons zijn doornen toebedeelt,
Dan rozen, waar zich de oogen aan vermeiden,
Ach! rozen, waar het wuft geluk meê speelt,
Maar doornen die ons 't eeuwig loon bereiden:
Zóó kronkelt aller pad langs 's afgronds boord
Of bloemvalleien naar den Hemel voort.
Wèl hem die bij die aardsche wisselingen
Ter rechter- noch ter linkerzijde wijkt;
Die pal staat waar de stormen zich verdringen,
Dezelfde blijft, waar 't fonk'lend zonlicht prijkt,
Het oog gericht op God Wien de Eng'len zingen,
‘Bij Wien geen schaduw van verwiss'ling blijkt,’ -
Gelijk een teerling, hoe hij went'len moge,
Een vierkant vlak steeds opheft naar den Hooge.Ga naar voetnoot1)
O! groote God, onze Oorsprong en ons Doel,
Geleid ons aan Uw hand door 't pelgrimsleven;
Bestier Gij onzen geest, bestier 't gevoel
Der ziel waar ze in de worst'ling ooit mocht beven,
Tot we, aan het eind van 't drukkend strijdgewoel,
Die ziel weêr in uw handen zullen geven,
Om in te stemmen met het eeuwig lied:
‘Gij zijt de Heer, en Gij verandert niet.’
Tilburg, Juni 94.
H.J. Dolmans.
|
|