De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10(1893-1894)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Onbegrepen. Een strak gelaat; een streng omlijnde mond, Tot zoeten lach noch lieflijk woord bewogen; Twee groote, kalm maar diep u aanziende oogen, Als peilden zij geheel uws harten grond: Was 't wonder, dat nooit iemand hem verstond? Men waande zich bejegend uit den hoogen; En koelheid werd hem ruimschoots toegewogen, Van wien men niets dan koelheid ondervond. Een vriendlijk woord tot hem, mijn mond ontvloten, En zie: zijn hart lag heel voor mij ontsloten, Gelijk een rozeknop voor 't licht der zon. 'k Ontdekte een schat van eedle, zachte liefde, En zag, hoe diep 't den armen jonkman griefde, Dat hij dien schat met niemand deelen kon. W. de Veer, s.j. Vorige Volgende