Bij de Platen.
Een onaangenaam reisavontuur. -
De kunstenaar, wiens tafereel wij op blz. 381 weergeven, laat het aan de verbeelding van den toeschouwer over, uit te maken, waar zich het voorgestelde geval kan hebben voorgedaan. De bouw van de koets wijst op de vorige eeuw, toen het reizen met dergelijke voertuigen voor de lui, die het betalen konden, vooral in Frankrijk en Engeland algemeen gebruikelijk was. De liefhebberij was even kostbaar als vermoeiend. Uitsluitend voor plezier werd ze dan ook bijna niet ondernomen; alleen bij hooge noodzakelijkheid werden dergelijke tochten gemaakt. Lieden, die zich naar een andere stad, naar een landgoed of naar het buitenland hadden te begeven, konden, vooral als er vrouwen en kinderen moesten meegenomen, bij gebrek aan geregelde reisgelegenheid wel niet anders dan in hun eigen wagen de reis ondernemen. Men vertrouwde zich in vredesnaam aan de slechte en dikwijls onveilige wegen, zocht zich door een flink geleide van gewapende dienaars zooveel mogelijk tegen overvallen te beschutten, maar maakte in elk geval voor zijn vertrek zijn testament.
Ook uit de kleeding van de ingezetenen der koets, die het voertuig bij den plotselingen overval deels vol schrik, deels met moedige vastberadenheid hebben verlaten, valt op te maken dat wij hier met een tooneel te doen hebben, dat in de vorige eeuw en wel in Frankrijk speelt. Wij herkennen een moeder met drie kinderen, een oude kamervrouw en een zwarten bediende, zooals de rijke, Fransche families in de eerste helft der achttiende eeuw menigmaal uit de koloniën, uit Louisiana in Noord-Amerika of van het Westindische eiland Martinique lieten komen. De neger is de eenige lafaard en kiest in aller ijl het hazenpad. Daarentegen is in den zoon, een jong edelman, de ridderlijke geest levendig geworden. Moedig houdt hij den van huis meegenomen degen ter verdediging van moeder en zusters tegen de bespringers opgeheven.
Wat zal er gebeuren? Wat heeft de overval te beteekenen? Die vragen leest men op het vastberaden gezicht van den knaap en op de waardige kalme trekken der moeder, die haar jongste kind op den arm houdt, terwijl de kamervrouw met een angstig gezicht het tweede der kinderen tracht te bedaren.
De koetsier, op een der voorste paarden van het vierspan gezeten, heeft het raadzaam geacht, eenvoudig aan het gebiedend ‘halt!’ der aanvallers te gehoorzamen. Hem gaat eigenlijk de heele geschiedenis weinig aan; hij heeft niets te verliezen dan paarden en wagen, die toch niet aan hem, maar aan zijn meester behooren.
Weldra blijkt ook, dat het hier geen aanval van roovers geldt, zoodat voor een plundering niet te vreezen is. Het zijn dragonders of gendarmen, die plotseling uit de hinderlaag opgevlogen, het voertuig aan alle kanten hebben omsingeld. Daar er geen oorlog in het land is, handelen de gewapende mannen waarschijnlijk op bevel der overheid. Kennelijk is het hun om den een of anderen staatsmisdadiger te doen, en daar de gezochte man in den wagen niet te vinden is, komt de reizende familie er met den schrik af en zal de aanvoerder der patrouille met echt Fransche galanterie de dame ongetwijfeld zijn beleefde verontschuldiging aanbieden voor het veroorzaakte oponthoud en de ontsteltenis.