Dante als balling aan het hof te Ravenna. -
Door de woede der partijschappen uit zijn vaderstad verbannen, moest Dante, de grootste en edelste zoon van Florence, tot aan zijn dood het bittere brood der ballingschap eten. Hij had zijn geboortestad vrede en grootheid willen verzekeren en zij wierp hem uit als onwaardig om binnen haar muren te vertoeven. Deelmakend van het hoogste regeeringslichaam der Florentijnsche republiek, den raad der Prioren, had hij, om aan de eeuwige burgertwisten een einde te maken, weten ter bewerken dat de aanvoerders en stokebranden der partijen buiten de stad gebannen werden. Daarmee trok hij zelf het banvonnis over zich af, want door beide partijen thans evenzeer gehaat, zag hij zich op zijn beurt ter ballingschap verwezen. Zijn goederen werden verbeurd verklaard, zijn huis aan de plundering van het gepeupel prijsgegeven en hem zelf op straffe van den vuurdood verboden, ooit weer een voet in zijn geliefde vaderstad te zetten.
Zij, die met hem het lot der verbanning deelden, beproefden nog een poging om zich gewapenderhand van de stad meester te maken en er aldus weer binnen te dringen. Maar de aanslag, hoewel in den beginne gelukkig, mislukte, en Dante, die te rechtvaardig was om het ongelijk van beide partijen niet te erkennen, scheidde zich van dat oogenblik geheel van hen af. Hij behoorde tot geen partij meer, maar zou voortaan zijn eigen partij zijn, gelijk hij in zijn Paradiso zijn voorvader Cacciaguido laat zeggen:
Dan zult gij ervaren hoe bitter 't brood
Van vreemden smaakt, en wat een harde wet
Het op- en neêrgaan is langs andrer treden.
En wat u 't meest de schoudren drukken zal,
Dat zal 't verdwaasd en snood gezelschap zijn,
Waartoe ge in deze rampvallei zult vallen;
Want heel ondankbaar, woedend en laaghartig
Zal 't tegen u zich keeren. Maar slechts kort.
En hun, niet u, zal 't hoofd van schaamte kleuren.
Hun daden zullen van hun laagheid
Alom getuigen; dies zal 't eere u zijn,
Dat ge uw partij gevormd hebt bij u zelf.
Sedert was zijn leven één lange zwerftocht door het van burgeroorlogen verscheurde Italië. Padua, Genua, Verona, Parijs, Milaan, Pisa zagen hem beurtelings binnen haar muren; meer dan een dozijn steden en kloosters maken aanspraak op de eer, den voortvluchtigen dichter een toevluchtsoord te hebben aangeboden. Inmiddels rukte de pest te Florence zijn beminde gade en zijn twee jongste zonen uit het leven.
Een oogenblik scheen het dat Dante's vrienden voor hem den terugkeer in zijn vaderstad zouden verwerven. Zij wisten te verkrijgen dat hem genade zou worden geschonken, op voorwaarde dat hij een zware boete betalen en openlijk in de kerk zijn schuld belijden zou. Die laatste voorwaarde echter wees de wreed miskende burger met verontwaardiging af.
Hij kende zich niet schuldig en wilde Florence niet anders dan met fier opgerichten hoofde weer betreden. Aan een geestelijke, die hem genegen was en hem tot aanneming der voorwaarden had pogen over te halen, schreef hij in de bitterheid van zijn hart; ‘Dat is dan de roemvolle wijze, waarop Dante Alighieri in zijn vaderstad teruggeroepen wordt, na de ellende van een bijna vijftienjarige ballingschap! Dat de belooning van zijn allen bekende onschuld! Dat het loon voor den arbeid en het zweet bij zijn studiën! - Dit is niet de weg, mijn vader, om in het vaderland terug te keeren. Wanneer gij of een ander mij een anderen kunt wijzen, die Dante's roem en eer niet schandvlekt, ik zal hem met geen trage schreden inslaan. Hoe! kan ik niet overal de zon en den glans der sterren aanschouwen? Kan ik niet overal de heerlijke waarheid onder den hemel opsporen, zoodat ik niet zonder eere en vol smaad te Florence naar mijn volk behoef terug te keeren? Hetzal mij toch wel nergens aan brood ontbreken.’
Poesjesspel.
Het laatste jaar van zijn leven bracht Dante aan het Lof van Guido Novello te Ravenna door, die hem reeds herhaaldelijk de gastvrijheid had aangeboden, terwijl hij Dante's zoon Pietro een rechterlijk ambt opdroeg. Te Ravenna voltooide Dante zijn Paradiso, het trotsche dichtwerk, waardoor hij altijd nog hoopte het hart der Florentijnen te vermurwen en hen tot herroeping van het smadelijke vonnis te bewegen.
Zoo 't ooit gebeurt, dus riep hij uit in de eerste regelen van den XXVsten zang:
Zoo 't ooit gebeurt, dat dit gewijd gedicht,
Waaraan de hand gelegd heeft aarde en Hemel,
Terwijl 't sinds jaren vleesch en been mij kostte,
De wreedheid afmat, die de schoone schaapskooi
Mij uitwierp, waar ik als een ooilam sliep,
Den wolven vijand, die haar leed bereiden,
Dan keer 'k met andren roem, met andre kruin
Als dichter weder, en nabij de vont
Waar 'k werd gedoopt, aanvaard ik dan den lauwer.
Helaas; dat schoone droombeeld mocht Dante niet verwezenlijkt zien. Hij stierf in ballingschap te Ravenna, omringd van zijn beide zonen Pietro en Jacobo, zijn dochter Beatrice en zijn vriend Guido. die hem door zijn gastvrijheid het laatste jaar zijns levens verzoette. De gravure in dit nummer stelt den dichter voor, terwijl hij aan het hof van hertog Guido zijn gedicht ten gehoore brengt. De hertog en zijn gemalin, van zijn hofstoet omringd, luistert in gespannen aandacht naar de voordracht des dichters, die ondanks zijn eenvoudig gewaad de hoofdpersoon is van dezen vorstelijken kring.