De verovering van Genève.
Geschiedkundige anekdote.
De militie of nationale garde der Zwitsersche kantons betrok vroeger jaarlijks verschanste legerplaatsen, om zich gedurende eenige weken de gewoonten van het militaire leven eigen te maken. In het jaar 1845 bevond zich zulk een legerplaats op een kleine vlakte tusschen Genève en St. Julien, waar de burgers van Genève hun tenten hadden opgeslagen. De legerplaats vormde een vierkant van omtrent duizend passen in omtrek, op een zachtglooiende vlakte, en was van niet zeer diepe, maar droge slooten en tien voet hooge wallen omgeven. Binnen waren palissaden opgericht, meer om de jonge burgers, die voor een week of wat den soldatenrok hadden aangeschoten, te beletten, dat zij ongeoorloofde uitstapjes maakten, dan wel de legerplaats voor een vijandelijke overrompeling te beveiligen. Voor den hoofdingang bevond zich een soort verschansing met een wachtpost.
Bij mooi weer was het leven in het kamp des te meer draaglijk, daar bijna dagelijks vrienden en bloedverwanten uit de stad aan de landverdedigers een bezoek kwamen brengen.
Dicht in de nabijheid, vooral op den grooten weg, bevonden zich een groot aantal herbergen, waar de férociers, zooals de Geneefsche krijgers zich zelf schertsend noemden, zich van hun militaire vermoeienissen konden herstellen.
Na een wapenoefening van een paar uur bij een gloeiende zomerhitte, had het uit 120 manschappen bestaande legerkorps zich, met achterlating der noodzakelijke wachtposten, in de bedoelde herbergen verstrooid. Te midden van al deze dorstige Genèvers bevonden zich twee vreemdelingen, twee Sardinische soldaten, die een uitstapje naar Genève gemaakt hadden en nu te voet naar hun twee uur van daar gelegen garnizoen St. Julien terugkeerden.
De drukkende hitte mocht als verontschuldiging dienen, dat ze hun flesch zoo dikwijls lieten vullen, wat voor gevolg had, dat ze spoedig even luid schreeuwden als de Genèvers Daar hun de wijn al meer en meer naar het hoofd steeg, schoven ze al dichter bij de rijke en trotsche republikeinen en stieten met hun glazen aan. Het gesprek nam spoedig een staatkundige wending. De Genèvers lieten niet na, op hun vrijheid te stoffen en zich eenige woorden te laten ontvallen over de slavernij, waarin, naar hun meening, de Savoyaards, Piemonteezen en andere onderdanen des konings van Sardinië versmachtten. Spoedig kwam het al verder en verder, men werd wederzijds warm en de Sardinische soldaten, die voor geen slaven wilden gehouden worden, richtten ten slotte een formeele uitdaging tot de aanwezige Genèvers. Sabel of bajonet zou beslissen, wie gelijk of ongelijk had. De Genèvers overlegden met elkaar en verklaarden, dat zij naar de legerplaats gingen, maar spoedig zouden terugkomen.
Waarschijnlijk was het bericht der uitdaging, door twee Sardinische soldaten aan het leger gericht, spoedig bekend geworden, want de wachthebbende officier liet de posten versterken en verbood op strenge straf elke verwijdering uit de legerplaats.
Hiervan onderricht, stormden de beide Sardiniërs op de verschansing voor den hoofdingang los, zwaaiden met hun sabels door de lucht en daagden met veel getier en gelach herhaalde malen het heele Geneefsche leger uit, zich met hen te meten. Maar dit bleef, overeenkomstig de ontvangen bevelen, binnen zijn tenten en opende ze enkel, om de beide onstuimige wapenbroeders met scheldwoorden te overstelpen. Daar nu 120 kelen op den duur beter schreeuwen en langer brullen kunnen dan twee, behaalden de Genèvers ten slotte de overwinning en moesten de Sardiniërs, zooals men hun nariep, met schade en schande terugtrekken. Dezen zwoeren intusschen bij hoog en bij laag, dat zij zich zouden wreken.
Nadat zij omtrent een kwartier in de richting van St. Julien waren gegaan, verborgen zij zich in het kreupelbosch en wachtten het vallen van den nacht af. Na twaalf uur naderden zij de legerplaats, waar zij zich overtuigden, dat alle Genèvers sliepen, zelfs de opgestelde wachtposten. Zonder moeite klommen zij den wal over, klauterden over de palissaden en naderden de tent van den majoor, waarvoor de vaan van de republiek was geplant. De post, die de opdracht had, zoowel over de veiligheid van den majoor als over de onaantastbaarheid der vaan te waken, had al lang den krijgshaftigen schako ter zij geworpen, een vreedzame