Een ruitergevecht. -
Weer is het de Franschman en de Pruis, die we hier aan 't bakkeleien zien: den veldtocht van '70 kunnen de schilders van beider landaard nog niet vergeten. Telkens weer schilderen zij ons episodes uit die geweldige worsteling, en vooral de Duitschers weten daarbij handig te speculeeren op den nationalen trots hunner landgenooten.
Dat we hier het werk van een Duitsch kunstenaar voor oogen hebben, blijkt al op 't eerste gezicht. De Fransche dragonders toch moeten het na wanhopigen strijd afleggen t[e]gen de onverwinnelijke Pruisische uhlanen, die hun zelfs na afloop van den veldslag geen rust laten. Want er is klaarblijkelijk op de plek al een bloedige slag geleverd: dat bewijzen de lijken der gevallenen, in het gras uitgestrekt, en de rookwolken, die opstijgen van het naaste dorp. Het achtergebleven troepje dragonders wordt op het laatste oogenblik nog door de onverbiddelijke uhlanen achterhaald. Er ontstaat een verwoed gevecht; als razenden hakken de vijanden op elkander in; de lange sabels steken en houwen van weerszijden dat de vonken er uit springen.
De Franschen geven het eerst den strijd op; een hunner heeft al het hazenpad gekozen, een tweede staat op het punt hem te volgen; de anderen houden nog stand, maar hoe verbitterd zij zich ook verweren, de uhlanen schijnen toch het veld te zullen behouden.