eenmaal, in 1951, terugkomen. In de vorige eeuw viel Paschen in de landen, die den nieuwen stijl al hadden ingevoerd, tweemaal, in 1731 en 1742, op denzelfden dag.
Goede Vrijdag valt natuurlijk vaker op dezen vroegen datum, hoewel volgens den ouden stijl in de 18e eeuw geen enkelen keer. Volgens den nieuwen stijl kwam het in 1701, 1712, 1785 en 1796 voor; verder in de 19e eeuw in 1842, 1853 en 1864; in de 20e eeuw zal het in 1910, 1921 en 1932 het geval zijn. Paschen op Maria Boodschap is een buitengewoon vroege dag. Nog vroeger viel of zal Paschen in de 19e en 20e eeuw vallen op 22 Maart 1818, 23 Maart 1845, 1856 en 1913, en 24 Maart 1940.
De reden, waarom Paus Gregorius XIII in het jaar 1582 den nieuwen stijl invoerde, was de volgende:
De werkelijke lengte van het zonnejaar bedraagt 365 dagen, 5 uren 48 minuten en 49½ seconden. De Juliaansche kalender of oude stijl maakte van elk vierde jaar een schrikkeljaar, zoodat daardoor de gemiddelde lengte van het jaar op 365 dagen 6 uren gerekend werd. Dit was 11 minuten 10½ seconden te veel, en deze fout groeide in 129 jaar tot één en in 387 jaar tot drie volle dagen aan. Om deze fout voor het vervolg te voorkomen, veranderde de Gregoriaansche kalender of nieuwe stijl in alle vier eeuwen drie schrikkeljaren in gewone jaren, en verminderde dus de gemiddelde lengte van het jaar over vierhonderd jaar met drie dagen. Ten gevolge van deze verbetering zullen wij dus na 1890 geen schrikkeljaar hebben vóór 1904, daar de regel is, in den loop van een eeuw alle jaren, waarvan het cijfer door 4 deelbaar is, voor schrikkeljaar te houden, doch de eeuwjaren - 1700, 1800, 1900, 2000 enz. - alleen dan, als het ook, na weglating der beide nullen door 4 deelbaar is Hieruit volgt, dat 1600 en 2000 wèl, 1700, 1800 en 1900 geen schrikkeljaren zijn.
Door deze verbetering kreeg het jaar een gemiddelde lengte van 365 dagen 5 uren 49 minuten en 12 seconden, d.i. maar 22½ seconden te veel. Deze fout wordt bijna nauwkeurig hersteld, door alle 4000 jaar een schrikkeljaar in een gewoon jaar te veranderen, dus in de jaren 4000, 8000, 12000 enz. na Christus.
Deze nieuwe verbeterde kalender werd door Paus Gregrorius XIII in het jaar 1582 ingevoerd, en onmiddellijk door Italië, Spanje en Portugal aangenomen. In Frankrijk geschiedde dit twee maanden later, in de Zuidelijke Nederlanden, de katholieke kantons van Zwitserland en het katholieke gedeelte van Duitschland tusschen 1583 en 1585, in Polen in 1586 en in Hongarije in 1587. De Evangelische stenden van Duitschland namen den verbeterden kalender na lang tegenspartelen eerst in 1700 aan.
Omstreeksch denzelfden tijd geschiedde dit in de Noordelijke Nederlanden en in Denemarken, terwijl in het volgende jaar de protestantsche kantons van Zwitserland dit voorbeeld volgden. In Engeland voerde men den Gregoriaanschen kalender eerst in 1752 in, en ten slotte in Zweden in 1753.
Daar men door den Juliaanschen kalender tot 1582 tien dagen te veel had gerekend, werden deze door de landen, die zich dadelijk bij de nieuwe tijdrekening aansloten, onmiddellijk ingewonnen, door in eens van den 1en op den 12en October over te springen. De landen, die eerst later den Gregoriaanschen kalender overnamen, moesten, toen ze er eenmaal toe overgingen, natuurlijk ook den sprong een of twee dagen grooter maken. Zoo rekende Zweden na den 17en Februari in eens den 1en Maart.
Rusland is het eenige land, dat zich nog aan den ouden stijl gehouden heeft. Daar was het jaar 1800 een schrikkeljaar, in West-Europa daarentegen niet. De Russen zijn thans bij de overige Europeanen twaalf dagen ten achter, welk verschil in 1900 dertienen in 2100 al veertien dagen zal bedragen, altijd mits Rusland vóor dien tijd zijn isolement niet opgeeft.
De noodzakelijkheid der schrikkeljaren en hun aantal blijkt duidelijk uit de volgende berekening:
De aarde draait om de zon in 365 dagen 5 uren 48 minuten en 49½ seconden. Laten wij er de dagen, die alle jaren gemeen hebben, buiten, en rekenen we enkel met het overschot, dat alle vier jaar een schrikkeljaar noodig maakt. Dit overschot vermenigvuldige men met 4Х10Х10Х10 (te zamen met 4000):
Dagen |
Uren |
Min. |
Sec. |
- |
5 |
48 |
49½ Overschot in 1 jaar |
|
|
|
4 |
- |
23 |
15 |
18 Overschot in 4 jaar |
|
|
|
10 |
9 |
16 |
33 |
0 Overschot in 40 jaar |
|
|
|
10 |
96 |
21 |
30 |
0 Overschot in 400 jaar |
|
|
|
10 |
968 |
23 |
0 |
0 Overschot in 4000 jaar |
Hieruit ziet men, dat het overschot van het zonnejaar boven de 365 dagen in vier jaar ruim 23¼ uur bedraagt en een schrikkeljaar om de vier jaar - zooals in den Juliaanschen kalender - te veel is.
Verder ziet men daaruit, dat het overschot binnen 4000 jaar 968 dagen en 23 uur moet beloopen. Door 969 schrikkeljaren in 40 eeuwen heeft men feitelijk ook nog te veel, doch dit is niet meer dan één uur in al dien tijd, of nog minder dan een seconde per jaar We hebben dus nog 100,000 jaar den tijd, eer we op deze microscopische fout hebben te letten Wie dan leeft, dan zorgt.