De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10
(1893-1894)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe stichtingen van Don Bosco.Er is in den laatsten tijd ten onzent druk gesproken over weezenverpleging. Naar aanleiding van beschuldigingen, tegen een bekende weesinrichting ingebracht, is van verschillende zijden de meeninggeopperd dat weezenverpleging op groote schaal onmogelijk goede resultaten kan opleveren. Waar honderden kinderen van verschillende afkomst, uiteenloopende karakters, neigingen en aanleg te zamen in één gesticht een zelfde opvoeding ontvangen, werd er gezegd, kan onmogelijk aan hun vorming de noodige aandacht worden gewijd. Daar er bij zulk een groot aantal geen rekening kan gehouden worden met elks onderscheiden geaardheid en allen over één kam moeten geschoren worden, kan dit voor de groote massa op niets anders uitloopen dan zedelijke verwaarloozing. De kinderen groeien in het honderd op, zij verwilderen en slechts een strenge tucht kan in dergelijke inrichtingen de uiterlijke orde handhaven. Degelijke leden der maatschappij, zoo luidde veelal het besluit, kunnen op deze wijze niet worden gevormd. Zij die zoo spraken, hadden stellig nimmer | |
[pagina 292]
| |
een weesinrichting aanschouwd, die op katholieken grondslag gevestigd, naar de regelen der christelijke opvoedkunde, uit de liefde voortvloeiende, werd bestuurd: anders zouden zij ingezien hebben, dat waar de christelijke liefde zich de weezen aantrekt, het groote aantal volstrekt geen beletsel is voor een voortreffelijke opvoeding en degelijke maatschappelijke vorming.
de elftmarkt te dusseldorp, naar de schilderij van fr. schnitzler
Diegenen onzer lezers, welke bij gelegenheid der jongste Nederlandsche bedevaart naar Rome het voorrecht hadden te Turijn de omvangrijke stichting van DonGa naar voetnoot1) Bosco te bezichtigen, hebben zich door eigen aanschouwing daarvan kunnen overtuigen. Niet minder dan twaalfhonderd kinderen, meerendeels van de straat opgeraapt, genieten daar een verpleging en opleiding, die duizenden, in het ouderlijk huis opgevoed, hun mogen benijden. Men hoeft die frissche knapen maar een oogenblik in het van gezondheid en levenslust blozend gezicht te zien; men heeft maar een blik te werpen in de heldere studiezalen of in de ruime, vroolijke werkplaatsen, waar de leerlingen tot allerlei beroepen worden opgeleid, om te bemerken dat hier geen zweem gevonden wordt van die verwildering aan den eenen, en die onverbiddelijke strengheid aan den anderen kant, welke onafscheidelijk zouden zijn van al te omvangrijke weesinrichtingen. Het geheim van dat verschil tusschen de stichtingen van Don Bosco en de weesinrich- | |
[pagina 293]
| |
tingen, die de bovenbedoelde ongunstige meening wekten, schuilt in het opvoedingsstelsel van den edelen stichter, dat geheel berust op de christelijke liefde. Don Bosco, de eenvoudige priester, had de maatschappelijke vraagstukken niet bestudeerd noch omvangrijke geleerde werken over opvoedkunde gelezen, maar zijn van liefde blakend hart deed hem begrijpen, dat hij, om de kinderen, die de Voorzienigheid hem toevertrouwde, innig en duurzaam aan zich te verbinden, moest afzien van de tot dusver algemeen gevolgde methode, die haar heil zoekt in straffen en strengheid. Hij zag in dat het kwaad verhoeden veel doelmatiger is dan het te onderdrukken, in één woord dat de repressieve methode moest worden vervangen door de preventieve.
de stichtingen van don bosco. Het gesticht aan den Corso Vittore Emmanuele te Turijn.
De straf verlaagt en verbittert meestal het kind. Zij wekt verzet en wrok, maakt wantrouwig en haatdragend, kortom, doet in het kinderlijk gemoed allerlei liefdelooze en vijandige gevoelens ontstaan, die de gemoedsrust en de zuiverheid des harten verstoren. | |
[pagina 294]
| |
Dat alles wordt vermeden door de preventieve methode. Het kind, dat gewoon is zijn meester te zien deelnemen aan zijn spel, dezen met gestadige en liefderijke zorg van den morgen tot den avond over de verpleegden ziet waken, hecht zich, met de natuurlijke aanhankelijkheid der jeugd, van zelf aan zijn verzorger. Het vindt bij dien meester nooit een streng, afstootend gezicht, dat altijd naar knorren staat. Integendeel is die meester hem de trouwe, vaderlijke vriend, altijd bereid hem in moeilijkheden te helpen, zijn zwakheden te verontschuldigen en hem te steunen in zijn pogingen ten goede. En dank aan die vertrouwelijke verhouding tusschen de weezen en hun verplegers krijgen dezen letterlijk alles van hen gedaan. Het ligt voor de hand dat deze methode voor de opvoeders nu juist niet de gemakkelijkste is; zij eischt toch een voortdurende toewijding en een onverpoosde waakzaamheid, maar daartegenover staat dat zij de verblijdendste uitwerkselen heeft. Om ze ten volle te doen slagen moet daarbij op alle omstandigheden gelet worden. De kinderen, in de stichtingen van Don Bosco opgenomen, verschillen onderling aanmerkelijk in geaardheid en aanleg. Ze alle om zoo te zeggen in één vorm te willen gieten, zou natuurlijk tot groote misrekeningen en teleurstellingen leiden. Don Bosco heeft ook dit begrepen; in al zijn weesinrichtingen worden de verpleegden al aanstonds verdeeld in twee groote groepen: studenten en handwerksleerlingen. De laatsten worden weer verdeeld over onderscheidene beroepen als: schoenmakers, drukkers, schrijnwekkers, boekbinders, slotenmakers en kleermakers. Naar gelang van den omvang der inrichting worden daaraan hier en daar nog andere vakken toegevoegd als: werktuigkundigen, boetseerders, beeldhouwers, photografen, graveurs, lithografen enz. Zoodoende leert ieder kind een vak, dat hem niet alleen een middel van bestaan oplevert, maar dat ook in overeenstemming is met zijn vermogens en neigingen. Zij ontwikkelen zich in vrijheid als jeugdige planten, die, niet in haar groeikracht geforceerd, voorspoedig ontluiken in deze koesterende atmosfeer van vindingrijke liefde. Een andere noodzakelijke voorwaarde tot de gelukkige uitwerking der preventieve methode is dat de kinderen wezenlijk doordrongen worden van echt christelijke gevoelens. Op zekeren keer bracht een aanzienlijk Engelschman een bezoek aan de stichting van Don Bosco te Turijn. Bij die gelegenheid zag de surveillant van een zeer talrijke klasse zich genoodzaakt, zijn leerlingen eenige oogenblikken alleen te laten, en de deftige lord keek verrast op toen hij, in het lokaal terugkeerende, al de jongens even ijverig en stilzwijgend zag voort werken, alsof zij voortdurend onder toezicht waren geweest. Hij drukte daarover zijn verwondering uit en vroeg aan Don Bosco, hem dit opmerkelijk verschijnsel te verklaren. De heilige man ontwikkelde nu in eens zijn heele opvoedingsstelsel: toepassing van de preventieve methode, verdeeling der kinderen naar gelang der vermogens. ‘En eindelijk is er nog een derde middel,’ ging Don Bosco tot den protestantschen bezoeker voort, ‘zonder hetwelk de beide andere maar middelmatige vruchten zouden opleveren; doch dit derde middel is niet in uw bereik.’ ‘Waarin bestaat het dan?’ vroeg de Engelschman nieuwsgierig. ‘Het is de herhaalde biecht en communie; want, ziet u, in den grond van de zaak zijn er eigenlijk maar twee stelsels, die wij in twee woorden kunnen samenvatten: biecht en communie of wel... de stok.’ De deftige lord scheen een oogenblik na te denken. ‘Gij hebt misschien gelijk,’ zei hij, en zich tot zijn secretaris wendende, voegde hij er bij: ‘Schrijf dat op.’ Het spreekt van zelf dat die middelen met de grootste voorzichtigheid moeten aangewend worden. Men dient het kind op dit punt alle vrijheid te laten; maar onder de vaderlijke leiding der priesters, in de school van Don Bosco gevormd, nadert het van zelf tot de heilige sacramenten, omdat het vertrouwen stelt in degenen, die door liefde zijn hart hebben weten te winnen. Het gesticht van Don Bosco te Turijn, dat door de Nederlandsche pelgrims in Mei van het vorig jaar werd bezocht, is, zooals men op onze afbeelding ziet, een uitgebreide inrichting. Het staat aan den Corso Vittore Emmauuele, thans een der fraaiste gedeelten van Turijn, maar in den tijd, dat Don Bosco zich op die plek vestigde, slechts een onaanzienlijke voorstad, waar men weinig anders vond dan fabrieken en arbeiderswoningen. Onze afbeelding, die van eenige jaren terug dagteekent, geelt daarvan nog eenigermate een denkbeeld. Over een uitgestrekheid van drie kilometers vond men er geen enkele kerk; dit was des te meer te betreuren, wijl de Waldenzen te midden dezer werkmansbevolking een kerk, een toevluchtshuis en een school hadden gesticht en zelfs katholieken genoodzaakt waren hun kinderen daarheen te zenden. Dit punt had Don Bosco uitgekozen om er in 1847 zijn Oratorio van den H. Aloysius te vestigen. Daar werden vijfhonderd kinderen opgenomen, doch alleen des Zondags, en de kleine kapel kon maar weinig personen uit de buurt bevatten. Daar de aanleg van een nieuwe straat die stichting in twee deelen sneed, maakte Don Bosco van de gelegenheid gebruik om een lievelingsplan uit te voeren, dat hij al sinds lang gekoesterd had: den bouw van een groote kerk. Pius IX moedigde de onderneming aan; de giften stroomden toe en in 1878 kon de eerste steen gelegd worden, waarna in 1882 de kerk voor den eeredienst kon worden geopend. Deze prachtige kerk, naar het ontwerp van graaf Mella in Romaansch-Lombardischen stijl opgetrokken, is gewijd aan den H. Joannes Evangelist, patroon van Pius IX. Zij is als een erkentelijke hulde aan den grooten Paus, aan wien het werk van Don Bosco zoo groote verplichting heeft. Aan weerszijden van de kerk verheffen zich kolossale gebouwen, deels gewijd aan het liefdewerk van Maria Auxiliatrix voor de geestelijke roepingen, en verder aan scholen, werkplaatsen enz. Het getal weezen. die in deze inrichting verpleegd worden, bedraagt niet minder dan 1200. waarvan ongeveer de helft worden opgeleid tot het priesterschap en de overigen tot verschillende beroepen. Aan het hoofd der stichting staat thans Don Rua, de opvolger van Don Bosco, die met waarlijk apostolischen ijver het edele werk van zijn grooten voorganger voortzet en de arme verlaten kinderen, meerendeels van de straat opgeraapt, door een christelijke opvoeding vormt tot nuttige leden der maatschappij. Wie deze grootsche stichting met haar belangwekkende bevolking beschouwt, kan zich moeielijk voorstellen dat zij met zoo geringe middelen, als waarover Don Bosco beschikte, werd tot stand gebracht. In den 21en Jaargang der Illustratie (blz. 256) hebben wij, ter gelegenheid van het overlijden van Don Bosco, dat ons noopte zijn portret met een beknopte levensschets te geven, in het .kort het nederig begin der stichting van Don Bosco verhaald. De arme priester wiens lust het was de verlaten kinderen om zich te vereenigen, had geen andere hulpbronnen, dan die welke de liefdadigheid der geloovigen hem opende. Eerst verzamelde hij de kleinen, toen zij te talrijk werden om ze aan huis te ontvangen, in een wei, vervolgens huurde hij een schuur en toen hij in 1847 het Oratorio van den H. Aloysius kon openen, deed dit op verre na niet denken aan de omvangrijke gebouwen, sedert op die gezegende plek verrezen. Don Bosco had bij de zorgen, die hij aan zijn weezen wijdde, aanvankelijk geen andere hulp dan zijn oude moeder, die haar geboortedorp verlaten had om haar zoon in zijn zelfopofferenden arbeid ter zijde te staan. De brave vrouw toonde zich haar edelen zoon waardig; met hart en ziel wijdde zij zich aan zijn lievelingen, de verlaten weezen, zorgde voor hun voeding, kleeding en huisvesting. Begonnen met de kinderen enkel des Zondags om zich te vereenigen, teneinde hun den catechismus te leeren en... van de straat te houden, had Don Bosco het weldra, dank aan zijn ijver en de milddadigheid zijner begunstigers, zoover gebracht dat hij aan de armsten ook spijze kon verschaffen. Weldra had hij een vijftigtal geregelde kostgangers, die van den Zondag tot den Zaterdag aan zijn tafel kwamen eten. Ook zogde hij voor nachtverblijven ten behoeve dergenen, die geen onderkomen hadden. En ten slotte nam hij de weezen geheel als zijn kinderen in huis op, dat hij voortdurend uitbreidde tot het een volslagen weesinrichting was. Op deze nederige grondslagen is steentje voor steentje de heerlijke stichting opgetrokken, waar honderden arme weezen op het oogenblik niet alleen een gastvrij toevluchtsoord, maar daarbij ue degelijkste opleiding vinden, en die de bewondering uitmaakt van allen, die ze bezoeken. (Wordt vervolgd.) |
|