Bij de Platen.
Roovers in de woestijn. -
Een tocht door de woestijn mag nu juist geen pleizierreisje heeten. Onder een verschroeiende zon door het heete woestijnzand te stappen, dat, nu en dan door felle, verstikkende winden opgewoeld, den zwerver als een brandend stof in de oogen waait, is op zich zelf reeds een ware penitentie. Daarbij komen dan nog de gevaren van wilde dieren en... van de roovers, die de niets vermoedende karavaan van uit hun spelonken beloeren, om zich eensklaps op de zwaar beladen kameelen te storten, hun berijders te dooden of uitgeschud aan den weg te laten liggen en de lastdieren met hun kostbare bepakking als goeden buit weg te voeren.
De karavaan op de aangrijpende schilderij van Corrodi schijnt zonder argwaan de rots te naderen, waarachter de roovers zich verscholen houden. Wellicht begroeten de reizigers, die een dagenlangen tocht onder de gloeiende zon achter zich hebben, met blijdschap de schaduw, hun door het gebergte geboden, en stellen zij zich voor in een koele spelonk een aangenamen dag van rust en verpoozing door te brengen. Het welige groen, waarmee de rotshelling bewassen is, voorspelt hun reeds van verre een frissche en lommerrijke schuilplaats.
Helaas! juist in die bergspelonk wachten hen hun onverzoenlijkste vijanden af. Als bloedgierige hyena's loeren de roovers op hun weerlooze prooi. Reeds laden en vellen zij de geweren, gereed om, zoodra de reizigers tot onder de vooruitstekende rotspunt gekomen zijn, hun een kogel in het hart te jagen. Waar de ongelukkigen rust en verkwikking verwachtten, daar verbeidt hen verraderlijk de dood.