rechters niet altijd zoo kwaad waren, als men hen soms wel heeft afgeschilderd. De verschillende eerestraffen, hier en daar in gebruik, bewijzen dat men er op bedacht was, den bedrijver van kleine overtredingen te tuchtigen op een manier, die een afschrikkend voorbeeld stelde, zonder daarom den gestrafte ernstig letsel te veroorzaken.
De meest bekende dezer straffen was het zoogenaamde op de kaak stellen, waai door de delinquent, op een soort verhevenheid te pronk gezet, gedurende eenige uren of dagen aan de bespotting en den smaad zijner medeburgers blootstond. Zulk een straf zal natuurlijk voor lieden, die nog een beetje prijs stelden op hun eer en goeden naam, heel wat afschrikkender gewerkt hebben, dan bijvoorbeeld eenige dagen zitten of een geldboete
Maar behalve de kaak had men nog een aantal tuchtigingsmiddelen van denzelfden onteerenden aard. Wie het Beiersche nationale museum te Munchen bezoekt, vindt daar, naast verschillende foltertuigen, ook een menigte voorwerpen, die bij de toepassing dier straffen werden gebruikt. Wij noemen, ofschoon ook in ons vaderland in gemeenteverzamelingen heel wat van dien aard is te vinden, bij voorkeur het museum te Munchen, omdat de plaat op blz. 276 ons in die stad verplaatst en wel omstreeks een paar honderd jaren terug, op een dag voor de voltrekking van de bovenbedoelde straffen bestemd. Daartoe werd meestal een drukke marktdag uitgekozen, omdat de groote toevloed der marktbezoekers de schande voor de delinquenten te grooter maakte en de straf dus beter aan haar doel deed beantwoorden.
Op den voorgrond onzer afbeelding zien wij een kerel, die tot het dragen van den strafmantel is veroordeeld. Deze houten mantel had, zooals men ziet, veel overeenkomst met een omgekeerde ton. door welker bodem de strafschuldige het hoofd moest steken. De mantel was ook behoorlijk van een houten kraag voorzien om het potsierlijk voorkomen van den daarmee uitgedoste te volmaken. In het rond was hij beschilderd met allerlei tafereelen, die de vergrijpen voorstelden, waardoor men zich een dergelijke tuchtiging op den hals haalde, als diefstal, vechten, bedrog enz.
Verder had men een rijke keuze van strafmaskers, meer bijzonder bestemd voor kwaadsprekers, lasteraars, twistzoekers enz. Meestal was het een soort helm met wonderlijk gevormd vizier, dikwijls nog van een uitgestoken tong voorzien, en zij die tot het dragen van dergelijke schandmaskers waren veroordeeld, werden daarbij soms nog wel op een houten ezel gezet, zooals de twee kijflustige vrouwspersonen op onze gravure.
Links op den achtergrond van ons tafereel zien wij nog een armen zondaar, die aan den schandpaal staat, terwijl de opschriften boven zijn hoofd en op zijn borst aan al de omstanders vermelden wat voor schavuitenstreken hij heeft uitgevoerd.
Deze straf werd te Munchen nog tot omstreeks het jaar 30 van onze eeuw toegepast.
Het streven om het volk afschuw voor de misdaad in te prenten door de booswichten aan de algemeene verachting en verontwaardiging prijs te geven, maakte de justitie vindingrijk in het uitdenken van allerlei eerestraffen. Zoo werden de misdadigers soms in optocht door de stad gevoerd, waarbij de adellijken en vrijen met een bloot zwaard aan den hals en onvrijen met een strop om den nek in het openbaar moesten verschijnen. Ridders werden de sporen van de laarzen afgebroken, vorstelijke misdadigers moesten honden dragen en zoo al meer.
Een allesbehalve pleizierige vorm van tepronkstelling ziet men op onze volgende gravure afgebeeld. Het is een straf, die meer bijzonder bestemd was om twistzoekers en opvliegenden tot meer zelfbeheersching te brengen. Dergelijke lastige sujetten werden, zooals de schilder C. Boppo het op ons tafereel heel aanschouwelijk en levendig heeft voorgesteld, met handen en voeten in een zoogenaamd blok vastgezet en aldus een tijd lang aan den spot en de plagerijen der voorbijgangers blootgesteld.
De delinquent op onze voorstelling is blijkbaar een ongemakkelijk heer, die in zijn opstuivende drift nogal licht geneigd is, naar den degen te grijpen. Om hem dit at te leeren heeft men hem nu den degen om den hals gebonden, terwijl de onbeweeglijkheid, waartoe hij gedoemd is, hem er toe brengen kan, in het vervolg beter zijn handen thuis te houden. De omstanders laten niet na hem deze wijze lessen in te prenten, niet het minst de hofnar, wiens grappen de rest van het gezelschap niet weinig amuseeren.
Onze verlichte tijd is geneigd de schouders op te halen over die naïeve middeleeuwsche gebruiken, maar zoolang niet bewezen is dat ons hedendaagsch humaan strafstelsel zooveel beter resultaten levert dan het oude, heeft men het recht niet te spotten met de lijfstraffelijke rechtspleging, door onze vaderen toegepast.