Frederik de Groote te Sans-Souci. -
Hebben wij reeds verschillende episodes uit het leven van den ouden Frits onzen lezers onder de oogen gebracht, ditmaal brengen wij hen in kennis met het lustslot, dat Frederik de Groote te Sans-Souci bij de Brandenburger Poort van Potsdam voor zich liet bouwen, om zich daar, als de staatszaken zijn tijd niet in beslag namen, terug te trekken in de vredige stilte der prachtige hem omringende natuur, waaraan de kunst nieuwen luister had bijgezet.
Te midden van een heerlijk landschap, waarheen talrijke lommerrijke wegen werden aangelegd, liet Frederik II na het einde van den tweeden Silezischen oorlog in 1745, door zijn bouwmeester Knobelsdorf, het eigenlijke slot Sans-Souci, bouwen, dat in Mei 1747 voltooid was. Op een in zes terrassen verdeelde hoogte verheft zich, breed uitgestrekt doch slechts een verdieping hoog, het hoofdgebouw, welks kroonwerk aan den voorgevel door zes en dertig reusachtige caryatiden gedragen wordt, met een onbegrensd uitzicht op het heerlijke landschap. Een breede trap leidt van het plein naar de voorzijde. Bij het begin der trap is een kolosaal in marmer gevat waterbekken met een veertig meter hooge fontein, die evenwel eerst door Frederik Wilhelm IV, een broeder van den eersten Duitschen Keizer, Wilhelm I, is aangelegd. Aan den achterkant van het slot bevindt zich een uit acht en tachtig Corinthische zuilen bestaande colonnade in den vorm van een halven cirkel. Hiertegenover ligt de Ruinenberg en de hoogte, waarop zich de bekende historische windmolen verheft.
Ten oosten van de hoofdtrap bevindt zich op een dieper gelegen terras de prachtige zaal der beeldengalerij, ten westen van de trap, op dezelfde hoogte als de galerij, het Cavaliershaus, voor het gevolg des konings bestemd.
Op den Ruinenberg bevindt zich het reservoir voor de waterwerken van het park, waarheen het water van de Havel door een stoompomp gebracht wordt. In den tijd van Frederik den Groote was dit gedeelte van den aanleg evenwel nog niet aanwezig. Ook de aan de rechterzijde van het park, dicht bij het hoofdportaal gelegen Friedenskirche (waarin nu het stoffelijk overschot van den ongelukkigen keizer Frederik I rust) is pas in de jaren 1845-48 gebouwd. Daarentegen stammen het Japansche Huis en de Tempel der Ouden (nu Mausoleum geheeten) evenals de Tempel der Vriendschap (met het marmeren standbeeld der markgravin van Bayreuth, de zuster van Frederik den Groote) uit den tijd van den ouden Frits.
Hoewel de groote koning zich bij voorkeur in het slot Sans-Souci ophield en hier ook stierf, ondernam hij toch na den zevenjarigen oorlog een grootsch bouwwerk, het Nieuwe Paleis aan het Westeinde van het park, ongeveer een halfuur van den ingang verwijderd en daarmee door een rechte laan verbonden. Het Nieuwe Paleis, een prachtig, tweehonderd meter lang gebouw, rijk met schilderingen en beeldhouwwerken versierd, werd in 1770 voltooid en is later nog aanmerkelijk verfraaid. Hier werd in 1831 de latere keizer Frederik geboren; hier woonde hij ook na zijn huwelijk; hier stierf hij. Tegenwoordig is het Nieuwe Paleis de keizerlijke zomerresidentie.
In het noordwesten van het park van Sans-Souci ligt het in de jaren 1770-72 gebouwde Belvedere en het zoogenaamde Chineesche of Drakenhuisje. Daarentegen is de ontzaglijke oranjerie op de vroegere wijnbergen van het Bonnstedter Feld, achter den historischen windmolen, een omtrent 300 meter lang gebouw met toren in het midden en paviljoens aan de hoeken, uit de jaren 1851-63 afkomstig.
Hoewel alle vorsten, die op Frederik II volgden, iets tot verruiming of verfraaiing van het park gedaan hebben, is toch de inwendige inrichting van het slot Sans-Souci bijna nauwkeurig dezelfde gebleven als ten tijde van zijn beroemden bewoner, Elk voorwerp herinnert aan den ouden Frits. Daar staat, zooals op onze gravure te zien is, de oud-vaderlijke rustzetel aan het breede venster met het uitzicht op de heggen van het plateau, op de majestueuze boomen in den achtergrond van het park en op den windmolen, waar hij zoo het land aan had. Aan dit venster toefde de koning dikwijls in stille gepeinzen of op zijn geliefkoosde fluit spelend.
Zijn hazewindhonden lagen op kussens en tapijten in de nabijheid of liepen zonder geruisch te maken als schaduwen door de ruime zalen.
Of de koning, wien de geschiedenis den bijnaam van den Groote geschonken heeft, hier nooit in de stilte der eenzaamheid, de lage middelen, de kuiperijen en de trouwelooze, machiavellistische politiek heeft verafschuwd, waardoor hij den grondslag heeft gelegd tot Pruisens grootheid? Dit is het geheim van Sans-Souci.