De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10
(1893-1894)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet heilig college der kardinalen.Den 19en December van het afgeloopen jaar was het veertig jaren geleden dat onze tegenwoordige Paus Leo XIII, toen Mgr. Joachim Pecci, bisschop van Perugia, door Z.H. Pius IX roemrijker gedachtenis, werd gepreconiseerd tot kardinaal der Heilige Roomsche Kerk. Hij had toen den betrekkelijk jeugdigen leeftijd van drie en veertig jaren, doch het purper was hem reeds van den aanvang van Pius' pontificaat toegedacht. In antwoord op een schrijven van Leopold I, koning van België, waarin deze den pauselijken nuntius te Brussel, Mgr. Pecci, allen lof toezwaaide, had de groote Paus verklaard dat de verdienstelijke prelaat de bewijzen der koninklijke welwillendheid en der pauselijke erkentelijkheid te zijnen tijd zou ontvangen. Zijn verheffing tot het cardinalaat was de vervulling dezer belofte. Veertig jaren kardinaal, - inderdaad een zeldzaam jubilé, dat maar aan weinige prinsen der Kerk gegeven is te vieren. Van al de kardinalen, die in het consistorie van 19 December 1853 werden benoemd, is alleen Mgr. Pecci, onze roemrijk regeerende Paus nog in leven. De oudste kardinaal is op het oogenblik kardinaal Mertel. De H. Vader is dus, behalve het hoofd, ook de oudste van het H. College. Wat al stormen heeft hij, gedurende de veertig jaren dat hij in den hoogsten raad der Kerk zetelde, over de eeuwenoude stichting van Christus zien heenvaren! In het consistorie, waarin Pius IX hem tot kardinaal verhief. protesteerde de moedige opperherder tegen de kerkvervolging in Baden, tegen de aanmatiging der Portugeesche Cortes in de kerkelijke zaken van Oost-Indië en tégen de verbreking der betrekkingen van het Piëmonteesche gouvernement met den H. Stoel. Het was dus een tijdperk van strijd en verwikkeling, waarin Mgr. Pecci geroepen werd, met het Hoofd der Kerk haar opperste belangen te helpen behartigen. Van dat oogenblik kan men zeggen, dat hij haast geen rust meer gekend heeft en, ondanks den last zijner drie en tachtig jaren, staat de eerbiedwaardige grijsaard nog heden met ongebogen wilskracht pal voor de heilige rechten der Kerk, aan zijn hoede toevertrouwd. De dag van 19 December ll. mocht in de omgeving des H. Vaders niet onopgemerkt voorbijgaan. Op den veertigsten gedenkdag van zijn verheffing tot het cardinalaat ontving Leo XIII in plechtige audiëntie het comité voor de feesten naar aanleiding van zijn gouden bisschopsjubilé. Nadat het comité hem als een feestgave een aanzienlijke gift voor den St.-Pieterspenning had aangeboden, sprak de H. Vader zijn tevredenheid uit over de luisterrijke viering van zijn bisschopsfeest en zijn dank voor de bemoeiingen van het comité. Ter gelegenheid van het feest schonk hij, door bemiddeling van zijn aalmoezenier, een vorstelijke gift aan de noodlijdende priesters en aan de armen van Rome. Naar aanleiding van den heuglijken gedenkdag geven wij in dit nummer de afbeeldingen van de gezamenlijke kardinalen der Roomsche Kerk, te zanten vormend dat Heilig College, hetwelk door een groot geschiedschrijver eenmaal genoemd is de eerbiedwaardigste senaat der wereld. Inderdaad is het de senaat der Kerk, de vergadering van de oudsten des volks, gelijk die welke in het Oude Verbond Mozes in de bestiering van het volk Gods ter zijde stonden. Evenals die raad van Mozes, en overeenkomstig het aantal der eerste leerlingen van Christus, bestaat ook het H. College uit zeventig leden, welk aantal door Paus Sixtus V in 1568 werd vastgesteld; en deze worden weer onderscheiden in drie orden: de kardinaal bisschoppen, de kardinaal-priesters en de kardinaal-diakenen, terwijl aan de spits de kardinaal-deken staat. Er zijn zes kardinaal-bisschoppen, die onderscheidenlijk de titels dragen van de bisdommen Ostia, Porto, Sabina, Palestrina, Frascati en Albano; vijftig kardinaal-priesters en veertien kardinaal diakenen, die allen den titel voeren van een der kerken te Rome. Door een uitdrukkelijke verordening van Paus Pius V werd in 1567 bepaald dat zij alleen den naam van kardinaal mogen dragen, die behooren tot het college van bisschoppen, priesters en diakenen, dat reeds in 1059 van Nicolaas II het recht der Pauskeuze verkregen had. Innocentius IV, die van 1243 tot '54 regeerde, gaf aan deze kardinalen als onderscheidingsteeken den rooden hoed. Bonifacius VIII voegde daar in het begin der veertiende eeuw den vorstenmantel bij, terwijl Paulus II hun in 1464 het voorrecht verleende, bij het rijden gebruik te maken van witte paarden met roode dekkleeden en gouden teugels. Urbanus VIII eindelijk schonk hun in 1630 den titel Eminentie. Al die bepalingen hadden ten doel het hoogste college, den oppersten raad der Kerk ook uiterlijk tegenover de wereld met passenden luister te omringen. Sedert de overweldiging van Rome is die uiterlijke praal natuurlijk aanmerkelijk verminderd, maar de hooge waardigheid en beteekenis van het cardinalaat is dezelfde gebleven. Ook na de annexatie van den Kerkdijken Staat zijn de voornaamste wereldlijke ambten der kardinalen behouden; het zijn die van den kardinaal-staatssecretaris (als minister van buitenlandsche zaken), den kardinaal kamerling (camerlengo, minister van financiën) en den kardinaal vice kanselier. De kardinalen worden door den Paus geko- | |
[pagina 228-229]
| |
het heilig college der kardinalen.
| |
[pagina 230]
| |
zen, een enkele maal op de voordracht van sommige katholieke vorsten die daartoe het recht hebben verkregen. De door hen aange wezen kardinalen worden kroonkardinalen genoemd. De H. Vader doet de namen dergenen, die hij tot het cardinalaat wil verheffen, in het consistorie of vergadering der kardinalen voorlezen met de voorafgaande formule Fratres habebitis. Totdat de benoeming in een consistorie door den Paus is bekend gemaakt, wordt de gekozen kardinaal geheeten in petto. Den gekozene wordt, indien hij afwezig is, de benoeming bericht door de toezending van de roode barret, waardoor hij verplicht is binnen een jaar in Rome den kardinaalshoed persoonlijk uit de handen van den Paus in ontvangst te nemen. Op den daarvoor gestelden dag - zegt Dr. Rutjes - begeeft de nieuwe kardinaal zich naar de Sixtijnsche kapel, in een staatsierijtuig omgeven van een aantal bedienden in schitterende livrei, en wordt onmiddellijk naar den Paus geleid. Na den voetkus geeft de H. Vader den kardinaal den vredekus, welke zinrijke ceremonie door alle kardinalen wordt herhaald. Dan legt de nieuwbenoemde zich voor het altaar plat ter aarde, en de deken van het H. College spreekt over hem de gebruikelijke gebeden. Vervolgens legt hij in de handen van Z.H. den volgenden eed af: ‘Ik zweer dat ik bereid ben, mijn bloed te zullen storten voor de Roomsche Kerk en ter handhaving der voorrechten van den Apostolischen Clerus, waartoe ik behoor.’ Daarna zet de Paus onder het uitspreken van een gebed hem den kardinaalshoedop het hoofd. In het eerstvolgend consistorie, dat door den nieuwen kardinaal wordt bijgewoond, sluit de Paus hem, na afloop der beraadslagingen, met de hand den mond, ten teeken dat hij over het verhandelde het stiptste stilzwijgen moet bewaren. In een daaropvolgend consistorie opent de Paus weder den mond van den kardinaal, en steekt hem aan den ringvinger een gouden, met een saffier versierden ring, ter herinnering der eeuwige trouw aan de H. Kerk gezworen. Pastoor Everts maakt in zijn kostelijk werkje Onze kerken de opmerking dat men oudtijds beweerde als zou de saffier de eigenschap hebben, van tegen de pest te beveiligen. Daarom ziet men in den saffier van den kardinaalsring de zinnebeeldige beteekenis van de verplichting der kardinalen, zich zonder uitdrukkelijk verlof des Pausen niet van Rome te verwijderen, zelfs al zou daar de besmettelijkste ziekte heerschen. Behalve den kardinaalsring heeft een kardinaal nog een gewonen ring, met een steen naar verkiezing, omzet met briljanten. Officieert hij plechtig, dan gebruikt hij evenwel den grooteren, pontificalen ring. De onderscheidende kleur der kardinalen is het rood, dat purper genoemd wordt om daardoor de vorstelijke waardigheid van den kardinaal aan te duiden. De roode kleur strekt om den kardinalen te herinneren dat zij de belangen der Kerk behooren te behartigen en te verdedigen tot het uiterste, ja, moet het zijn, ten koste van hun bloed. Het voornaamste insigne van het cardinalaat is de roode barret, welke door den Paus of diens gevolmachtigde den nieuwgekozen kardinaal met groote plechtigheid wordt opgezet. Zij heeft denzelfden vorm als de bonnet der bisschoppen en eveneens drie punten. De kardinaalshoed, dien de kardinaal uit de handen van den Paus ontvangt, is een hoed met lagen bol, breeden en platten rand, aan weerszijden versierd met vier of vijf afhangende rijen kwasten, alles rood. Deze hoed wordt evenwel door den kardinaal niet gedragen; alleen bij zijn dood ziet men hem, als insigne zijner waardigheid, boven het praalbed in het paleis, later in de kerk boven de baar en ten slotte boven het graf. Telkens als het den Heiligen Vader goeddunkt, roept hij dezen eerbiedwaardigen raad om zich samen in zoogenaamde consistoriën, waarbij hij persoonlijk voorzit. Bij afwezigheid des Pausen bekleedt de kardinaaldeken, gewoonlijk bisschop van Ostia, den voorzittersstoel. De consistoriën zijn deels geheime, deels openbare of plechtige. Geheime consistoriën (consistoria secreta) worden door den Paus elke maand tweemaal gehouden, en daarin slechts eigenlijke consistoriale onderwerpen (causae consistoriales) behandeld, waartoe de belangrijkste en geheimste kerk- en staatsaangelegenheden behooren, zooals het benoemen van kardinalen en bisschoppen, het bevestigen van verkozen of door de vorsten benoemde personen, het aanstellen van bisschoppelijke coadjutoren, het ontzetten uit kerkelijke waardigheden, het toestaan van privilegiën of voorrechten, het verleenen van het palliumGa naar voetnoot1), het sluiten van concordaten, het omschrijven, inrichten en verdeelen van bisdommen, het benoemen van nuntiussen of gezanten, bijzondere vergunningen van allerlei aard enz. Verder worden hier besluiten genomen over de voorstellen en berichten van de verschillende congregatiën, die met de onderscheiden takken van het beheer der Kerk zijn belast. Van de geheime consistoriën zijn de halfgeheime hierin onderscheiden, dat het daar verhandelde hoofdzakelijk buitenlandsche aangelegenheden betreft, die ter kennis van de gezanten moeten gebracht worden. Bij de geheime consistories zijn alleen die kardinalen tegenwoordig, welke de Paus tot dat einde uitdrukkelijk laat noodigen en wien hij gewoonlijk te voren een bijzonder gehoor verleent Gemeenlijk worden de geheime consistoriën in een afzonderlijke zaal van het pauselijk paleis gehouden, waar de kardinalen naar orde en rang zitting nemen. De openlijke consistoriën worden zelden gehouden en zijn meer plechtige vergaderingen, waarin de besluiten, bij geheim consistorie genomen, in zooverre zij voor openbare meedeeling vatbaar zijn, bekend gemaakt, vreemde gezanten ontvangen, zalig- en heiligverklaringen uitgesproken, de nieuwbenoemde kardinalen met den rooden hoed bekleed worden enz. Tot deze raadsvergaderingen hebben niet alleen de kardinalen, maar ook andere kerkelijke waardigheidbekleeders en zelfs de gezanten van vreemde hoven toegang. Alle consistoriën worden bijgewoond door den kardinaal-staatssecretaris en door de kardinalen-presidenten van de verschillende congregatiën, die gezamenlijk de Roomsche Curie vormen. Daar aan den arbeid dier 24 Congregatiën de kardinalen een groot aandeel nemen is het, om van hun werkzaamheid eenig denkbeeld te geven, niet zonder belang hier de voornaamste op te noemen. Vooreerst het H. Officie (Sacrum Officium of Congregatio sanctae inquisitionis) dat zich het onvervalscht bewaren der leer ten doel stelt. Deze Congregatie, aan wier uitspraken de christelijke wereld gehoor verschuldigd is, beslist over geopperde verschilpunten van geloof; zij doemt de dwaalbegrippen en sluit hardnekkige scheurmakers buiten den schoot der Kerk. Door Paus Paulus III ten jare 1543 opgericht, bestaat zij uit twaalf kardinalen, assessoren met beraadslagende stem en verscheiden onderbeambten. De vergaderingen van het H. Officie worden gewoonlijk onder voorzitterschap van den H. Vader gehouden. Met deze Congregatie staat in het nauwste verband die van den Index (Congregatio indicis), welke zich met de censuur of het nazien van boeken bezighoudt en deze, wanneer de inhoud schadelijk is, op de lijst der verboden boeken (index librorum prohibitorum) plaatst. Reeds op het concilie van Trente vinden wij van een dergelijke lijst gewag gemaakt en Paus Sixtus V riep de Congregatie van den index in het leven, die uit zooveel kardinalen bestaat als de Paus goedvindt haar toe te voegen. Aan denzelfden Paus dankt men ook de Congregatio pro consultationibus Episcoporum et aliorum Prelatorum, die bij uitnemendheid de kardinaalscongregatie geheeten wordt. Tot haar werkkring behooren de aangelegenheden van de bisschoppen en oversten der orden, de benoeming van apostolische provicarissen bij het langdurig leegstaan van bisschopszetels, enz. Een andere congregatie is belast met de indeeling, omschrijving, vereeniging, splitsing of opheffing van bisdommen; weer een andere heeft ten doel de geschillen, die in kapittels, orden of bisdommen kunnen rijzen, langs den kortsten weg bij te leggen. Verder heeft men de Congregatio interpretum Concilii Tridentini, die te waken heeft voor de juiste uitlegging en stipte naleving der besluiten van het Concilie van Trente; vervolgens ook afzonderlijke congregaties voor de aflaten, voor de reliquieën, voor het ceremonieel, voor de verschillende ritussen, voor de kerkelijke studiën enz. enz. Een hoogst belangrijke congregatie is ongetwijfeld de Congregatio de propaganda Fide: tot voortplanting des geloofs. Dit college, bestaande uit achttien kardinalen en eenige hoogere en lagere beambten, heeft tot zijn werkkring alles wat met de verbreiding van het katholiek geloof en de bekeering der heidenen in verband staat. Door Paus Gregorius XV in 1622 opgericht, zag deze congregatie zich in 1627 door Urbanus VIII belast m[e]t het bestuur van het daaraan verbonden Seminarium de propaganda Fide, zijnde een oefenen kweekschool voor de missionarissen, bestemd om in de heidensche landen het geloof te verkondigen. Aan dit college zijn al de missionarissen der wereld ondergeschikt; zij verkrijgen hier hun bevoegdheid en rechtmatige zending. Alle berichten aangaande de verkondiging van het Evangelie worden daarheen gezonden. Aan het college is ook een bijzondere, om haar voortbrengselen wereldberoemde drukkerij verbonden, vanwaar de H. Schrift, breviers en missalen naar alle deelen der aarde worden verspreid. De Congregatie der Propaganda heeft een eigen paleis op de Piazza di Spagna te Rome, waar zij eenmaal per week vergadert ter beraadslaging over de zaken, die tot haar werkkring behooren. Het zou ons te ver voeren, wilden wij al de Congregatiën opsommen, die onder de leiding der kardinalen de kerkelijke aangelegenheden behartigen. Het weinige wat wij er van aanstipten zal voldoende zijn om den lezer een denkbeeld te geven van de groote beteekenis en de wereldomvattende werkzaamheid van het Heilig College. Zijn grootste gewicht ontleent dat College intusschen aan de Pauskeuze, waartoe het onmiddellijk na het overlijden des Pausen te zamen komt in het zoogenaamd Conclave, de streng besloten en dikwijls langdurige vergadering, die belast is voor de Kerk uit haar midden een nieuwen opperherder te kiezen. Moge het nog lang duren eer het H. College tot deze gewichtige taak geroepen wordt! |
|