Wie het laatste lacht. Lacht het beste. -
Dat ondervindt op allesbehalve plezierige manier de schoenmakersjongen, die zich straks nog zoo verkneukelde in de wanhoop van zijn collega, toen deze het te kwaad kreeg met dien brutalen rekel van een hond. Het vraatzuchtige beest scheen gezworen te hebben, hem de kluiven afhandig te maken, die hij voor zijn baas had moeten halen, en scheen werkelijk op het punt, den hartigen buit meester te worden. In zijn vertwijfeling hief de jongen den schotel zoo hoog mogelijk in de lucht, om de kostelijke versnapering, waarnaar zijn meester al zatste watertanden, aan de vraatzucht van het roofdier te onttrekken.
Zijn wanhopige pogingen wekten den spotlust van den ander, die intusschen voorzichtiger gedaan had met maar stilletjes door te loopen. Want nu wekte zijn luidruchtigheid de attentie van den roover, die ziende dat hem hier een gemakkelijker prooi geboden werd, den eersten schotel met kluiven in den steek liet om met des te meer woede op den tweeden aan te vallen. Onvoorziens door het pootige beest besprongen, laat de grappenmaker van schrik den schotel met kluiven, zijn kan bier en zich zelf er bij van de trap vallen.
Nu is het de beurt van zijn kameraad om te lachen, en, zooals het spreekwoord zegt, wie het laatste lacht, lacht het beste.