Wetenswaardig Allerlei.
Arabische stoïcijnen. -
Een reiziger verhaalt in zijn werk over Soedan het volgende:
Een man te Kartoem nam in mijn tegenwoordigheid een gloeiende kool, strekte zijn been uit en legde met de meeste koelbloedigheid de kool op een wonde. Een witachtige rook steeg op, ik hoorde het verbrande vleesch knetteren en werd den sterken vetreuk gewaar, die daardoor ontstond. Ik beschouwde den man, die onbeweeglijk bleef zitten; geen spier in zijn gelaat vertrok en niet het geringste teeken van smart was merkbaar. Toen hij eindelijk de kool wegwierp, zei hij tot zijn been: ‘Indien gij binnen drie dagen niet genezen zijt, snijd ik je af,’ bij welke woorden hij met zijn dolk speelde.
Ik weet niet, of het been dezen raad heeft ter harte genomen, daar ik den man niet heb weergezien. Ik ben echter vast overtuigd, dat hij het met dezelfde koelbloedigheid zou hebben afgesneden, als hij daartoe het voornemen maakte.
Een ander voorbeeld.
Een kameeldrijver verzocht een vrouw, die voor de deur van haar huis zat, om vuur voor zijn sigaret. De vrouw bracht hem in de bloote hand een gloeiende kool. Hij zou zich tegenover haar laf gevonden hebben, indien hij haar in onverschilligheid omtrent de smart niet had overtroffen. Hij greep daarom de kool met zijn vingers aan, legde ze op zijn bloot heen, wierp zijn klaargemaakte sigaret op den grond, haalde zijn tabaksdoos uit den zak en draaide langzaam en kalm een nieuwe, terwijl zijn vleesch brandde. Toen hij met de sigaret klaar was, nam hij de kool tusschen zijn vingers en stak de sigaret aan. Daarna wierp hij het vuur op den grond, bedankte de vrouwen zette zijn weg voort.