De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10
(1893-1894)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 124-125]
| |
De tabak.Wie rookt er niet tegenwoordig? Deze vraag is natuurlijk gericht tot onze mannelijke lezers, die den tijd achter den rug hebben, dat deze edele kunst met behulp van zure appels en dergelijke middelen werd aangeleerd. Van den rijken kapitalist af, die met kleine trekjes zijn fijne Havanna geniet, tot den armen daglooner toe, die zijn kort aarden pijpje uit het vette vestzakje te voorschijn haalt, is er bijna geen man of hij houdt van een smakelijk pijpje of een goede sigaar. En daar het rooken nu zoo algemeen is en het tabaksverbruik zoo ontzaglijk groot, is het misschien niet onaardig eens na te gaan, hoe die liefhebberij in zwang is gekomen. Vóór de ontdekking van Amerika door Columbus in 1492 was de tabak in Europa nog onbekend. De Spaansche monnik Romano Pano leerde op het eiland San Domingo de wonderbare narcotische kracht kennen dezer plant en stuurde in 1511 door bemiddeling van zekeren Petrus Martir de eerste tabakszaden naar Europa. Het eerst geteeld in de koninklijke tuinen van Lissabon, dan naar Spanje overgebracht, werden zaden dier plant in 1560 door den Franschen gezant aan 't hof van Portugal, Jean Nicot, naar Parijs gezonden en de geleerde Linnaeus gaf aan dat onbekende kruid den naam van Nicotiana, naar den afgezant van koning Frans I.Ga naar voetnoot1) Nu had men tabak; de geleerde wereld beschouwde wel is waar die plant meer als een artsenij, doch het rooken zou volgen. Columbus had reeds op het eiland Guanahani gezien, hoe de inboorlingen tabaksbladeren in een maïsblad rolden en daarna rookten. Toen Virginië ontdekt was (vanwaar de Virginia-tabak) brachten in 1586 Engelsche matrozen voor 't eerst de kunst van tabak rooken naar Europa over. Walter Raleigh, de gouverneur van Virginia, was een groot voorstander van de tabak en zond admiraal Drake met enkele pakken naar Engeland. Koningin Elisabeth ontving een mooie aarden pijp, zooals er door de wilden van Virginië gebruikt werden, een doos tabak en - weldra was het rooken in zwang. Iedereen wilde voortaan rooken. Ten tijde van Elisabeth, stond de tabak aan het Engelsche hof zoo hoog in aanzien, dat zelfs de aanzienlijkste vrouwen, zoowel als de edellieden, overal met een pijp rondliepen. De Hollanders, die in 't rooken tegenwoordig nog een uitstekende reputatie hebben, waren er al gauw bij; 't waren meest Hollandsche soldaten, die in 1622 het rooken naar Rijn- en Mainstreken overbrachten. Al spoedig werd de tabak in Europa verbouwd. Aan Holland komt wederom de eer toe, hieraan den eersten stoot te hebben gegeven; en in 1626 bloeiden de eerste tabaksvelden te midden der pijpenrookende bevolking van het landje aan de Noordzee.
de wedrennen in den circus maximus, naar de schilderij van professor carlo ademollo
Was de tabak eerst geprezen als een heilzaam kruid, dat ‘maag en hoofd zuivert, pijnen en matheid verdrijft, de menschen van pest bewaart, ongedierte verjaagt, en uitslag, brand, zweren en wonden geneest’ (aldus een oud kruidenboek), langzamerhand begonnen er zich stemmen tegen te verheffen. Pfefferkorn jammert in zijn kroniek van Thüringen dat aldaar na den 30jarigen oorlog onder vele leelijke dingen, die ‘eerbaarheid en goede zeden’ in gevaar brengen, ook het ‘tabaksmoken’ mode is geworden. Zekere mijnheer Philander dacht er nog erger over en zag in een visioen ‘een duivel, die rook uit neus en snavel blies. Wie was die duivel? vroeg ik, en mij werd geantwoord: 't is de tabaksduivel, waarover ik mij niet weinig verwonderde.’ Maar het bleef niet bij het kijven der geleerden; ook gekroonde hoofden mengden zich in den strijd. Koning Jacob I van Engeland was er een verklaard tegenstander van en deed zijn best om door hooggedreven belasting den gehaten tabakshandel te vernietigen. Maar deze maatregel baatte evenmin als het doodvonnis van Walter Raleigh. Karel II verbood allen handel en beval bovendien alle te veld staande tabak te verbranden. Maar de menschen hadden er eenmaal den smaak van weg en ondanks alle dwangmaatregelen bleef de handel bloeien in de voornaamste steden van Engeland. In Turkije, waar tegenwoordig veel tabak wordt geteelt, vaardigde Sultan Amurat IV een echt Turksch bevel uit, inhoudende, dat iedere Turk, die rookende werd gevonden, door de straten der hoofdstad zou worden rondgevoerd, nadat hem eerst een pijp door den neus was geboord. In Rusland werd het rooken ook geruimen tijd als een misdaad aangezien en in Zwitserland bestond nog omstreeks de helft der vorige eeuw de Chambre du tabac, die in last had de strenge wetsbepalingen ten aanzien van dat geurige kruid te handhaven. En hier in 't land? Ook hier werd de pijp de oorlog aangedaan door kraakzindelijke huismoeders, die bang waren voor hun blankgeschuurden vloer, hun witte muren en heldere gordijntjes De predikanten bemoeiden zich er mee en de gebefte heeren der 18e eeuw achtten het rooken ‘een teeken van zedenverval.’ De protestantsche consistoriën verboden het ‘tabacksuigen’ met de meeste strengheid, zij censureerden de rookers en lieten hen, die in hun gemeente werden opgenomen, plechtig belooven ‘'t fenijnigh cruyt toeback, een werk ende inventie des satans, te vlieden als een pestlocht.’ Maar 't hielp niet veel, de mannen bleven trouwe bezoekers der tabakshuizen of tabagiën, waar zij naar hartelust zich konden vergasten aan ‘een soopje toeback.’ Op het drijven der predikanten trachtten de Generale en Provinciale Staten het tabaksmisbruik door plakkaten en zware belastingen te beletten; prins Maurits verbood het rooken aan zijn leger, Piet Hein aan zijn vloot; van den kansel werd er tegen gedonderd - maar 't hielp al even weinig en 't wekte geen geringe ergernis, dat zelfs de remontrantsche predikanten te Waalwijk voor een daalder in de week aan tabak verteerden. Voor dichters en schrijvers werd de tabak een geliefkoosd onderwerp. ‘Van den taback,’ schreef P. Poiters, ‘sterven de verkens, en de menschen vaerender niet veel beter af.’ Nog scherper dan hij, trad onze groote Bilderdijk op tegen het tabaksgebruik; zelf kon hij geen pijp verdragen en had daarom goedkoop zeggen: Die heb met Godvergeten hand,
Zijns grijzen vaders nek gebroken,
Die 't eerst dat heilloos stinkend rooken
Heeft ingevoerd in Nederland.
Maar de verheerlijkers van de tabak waren | |
[pagina 126]
| |
in de meerderheid en zoo algemeen werd het gebruik daarvan, dat een Hollander zonder pijp (volgens burggraaf d'Arlingcourt) een nationale onmogelijkheid was. Ook in Duitschland werd de tabak in eere gehouden en kwam door het beroemde tabakscollege van Frederik Willem I van Pruisen tot groote vermaardheid. 's Avonds tegen een uur of vijf verzamelden zich met den koning een zes- of achttal personen te Potsdam of Wusterhausen om samen de politiek van den dag of de belangen van het leger te bespreken, vooral van het leger, waar de koning zoo trotsch op was. Die vergadering had niets vorstelijks; 't was veel meer een tamelijk ruwe troep, waar minder beschaafde soldatentaal zich ongedwongen liet hooren. Er werd Hollandsche tabak gerookt, waarop de koning erg verslingerd was, uit korte Hollandsche pijpjes; iedereen moest rooken en die het niet kon, nam, om den koning te voldoen, toch maar een pijp in den mond. Enkele groote kannen bier stonden klaar om den dorst te lesschen en een souper, bestaande uit brood, boter en kaas, besloot de vergadering, De schoolmeester van Wusterhausen, een dapper rooker, was altijd present en 's avonds kwamen de koninklijke prinsen even goeden nacht wenschen. Het tabakscollege, dat later in een kwade bui door den koning werd ontbonden, bleef beroemd in de geschiedenis, en wie weet hoeveel grootsche plannen, die gewichtigen invloed uitoefenden op de staatkundige gebeurtenissen van dien tijd, te midden der dichte rookwolken uit de pijpen dier Pruisen te voorschijn kwamen. Was het rooken in den loop der tijden algemeen geworden; bloeiden de Hollandsche Amersfoorter tabaksplantages en de Goudsche pijpenfabrieken; waren de vooroordeelen tegen het ‘tabak drinken,’ zooals men het rooken noemde, langzamerhand verdwenen; voor onze gezellige aarden pijpen brak eindelijk een tijdperk aan van vernietigende concurrentie met de sigaar. Wanneer de sigaar in Holland haar intreden deed, behoeft niet gezegd: ouderen van dagen herinneren zich nog, hoe de pijp, de echte, vaderlandsche, Goudsche pijp, langzamerhand uit de mode raakte en door de opgerolde en met van alles volgestopte tabaksbladeren werd verdrongen. In onze steden mag men zich niet meer met een pijp op straat vertoonen, dat is niet fatsoenlijk; in vele huiskamers is het ook al niet meer gepermitteerd uit vrees voor 't vuil worden van gordijnen, of de onuitstaanbare(?) lucht, en misschien zal een toekomend geslacht de hooggeprezen pijpen slechts kennen uit de guitige paneeltjes van Frans Hals en Jan Steen. Over het gebruik van tabak in den vorm van snuif zullen wij niet veel zeggen; 't is een Europeesche uitvinding en dateert van lateren tijd. In Engeland scheen het snuiven toch al vroeg in zwang te zijn, want wij zien opgeteekend, dat na den slag van Almeria (1663) aan elken soldaat der Engelsche hulpbenden tot belooning voor de aan den dag gelegde dapperheid twee pond snuiftabak werd gegeven. Hiermee zij genoeg over de snuif gezegd, die gelukkig in veel mindere mate gebruikt wordt dan voorheen en hier en daar nog in gunst staat bij ouderen van dagen en gelukkige bezitters van roode zakdoeken. Om nog eenmaal op het rooken terug te komen, mag er wel een enkel woordje gezegd worden over de voor- of nadeelige inwerking op de gezondheid; want, zooals met vele dingen, weten de voorstanders van de tabak het nut niet genoeg te prijzen en de tegenstanders, vooral oude en jonge huismoeders, kunnen soms geen woorden vinden om den nadeeligen invloed van het rooken voldoende te schilderen. Maar zooals altijd is ook hier de middelweg de ware weg. Wie zich eenmaal aan het rooken heeft gewend, vindt daarin een opwekkend middel, waardoor de spijsvertering wordt bevorderd. Tabakrookers kunnen beter dan anderen den honger verdragen en een matig gebruik schijnt op een gezond gestel volstrekt geen nadeeligen invloed uit te oefenen; bovendien help het in veel gevallen tegen zenuwtandpijn en is het een voorbehoedmiddel tegen besmetting. Maar een aanhoudend en sterk rooken belemmert de spijsvertering, vermindert den trek in eten en heeft dikwijls slijmvliesen keelontsteking ten gevolge; zelfs zenuwzwakte en hartklopping kan er het gevolg van zijn. De tabak - vier eeuwen zijn voorbijgegaan sinds de ontdekking dier kostbare plant, die in de geneeskunde haar plaats heeft gehad, die voor velen een bron van genot, voor velen een rijke mijn van inkomsten is geweest en nog een bloeiende tak van handel blijft, die jaarlijks millioenen en millioenen afwerpt. In Europa worden ieder jaar ongeveer 200 millioen K.G. tabak gewonnen en de productie der overzeesche gewesten is in den laatsten tijd verdriedubbeld, zoodat er ieder jaar over de gansche wereld 16 millioen centenaars aan tabak wordt geoogst. Amerika, de bakermat van de tabak, bracht in 1885 4700.000 centenaars ter markt; dan volgt Engelsch-Indië met een jaarlijksche opbrengst van ongeveer 3.820.000 centenaars, Oostenrijk - Hongarije met 1.215.000 en Duitschland met 860.000 centenaars jaarlijks. In Nederland worden ongeveer 1759 bunders land met tabak bebouwd. Wat het tabaksverbruik per hoofd betreft, staat Nederland nog vooraan in de rij der volken met 2.8 pd. per hoofd. Maar met die menigte van Europeesche tabak wekt het misschien wel een weinig bevreemding, als men op bijna elk sigarenkistje het woord: Habana of Vuelta-Abajo te lezen krijgt. Vuelta Abajo en Partidor, waar de fijnste tabak wordt geteeld, leveren slechts 200.000 centenaars op, die nog niet eens allemaal hun weg naar Europa vinden; maar groote partijen Europeesche tabak worden naar Havana gezonden, om aan de inwerking van het klimaat bloot te staan, komen dan terug naar Europa als een product van Cuba, den parel der Antillen, en worden onder het merk: Habana in den handel gebracht. Ook wordt de tabak, van Cuba afkomstig, wel eens ‘echte’ Havana genoemd, terwijl die van andere streken met den gewonen naam Havana wordt aangeduid. 't Is dus niet te verwonderen dat er zooveel ‘goedkoope’ Havana-sigaren worden aangeboden. Behalve de ongelukkige jenever is er niets zoozeer verspreid onder alle klassen der maatschappij als de tabak; 't is voor den minderen man een heel genot, na het werk een smakelijk pijpje te kunnen aansteken; en van harte hopen wij dat de vrijheid van belasting, die onze tabak de premie verzekert boven die van andere landen, den werkman in de gelegenheid zal laten, na zijn arbeid van een onwaardeerbare en goedkoope verklikking te profiteeren. |
|