reusachtige blaaspijpen veranderd, met een aantal waggons, met hun reizigers door machtige luchtstroomen meegesleept, op de manier der depêches, die door een pneumatische zuiging en afstooting te Parijs verzonden worden.
Een vergelijking met de spoorwegen besloot het artikel en de schrijver somde met geestdrift de voordeelen van het nieuwe stoutmoedige stelsel op. Als men hem mocht gelooven, zou de ontzenuwende schommeling, dank zij de inwendige oppervlakte van gepolijst staal, ophouden; zou er gelijkheid zijn van temperatuur door de luchtstroomingen, waarvan men de hitte naar gelang der jaargetijden zou kunnen wijzigen; zouden de plaatsen ongelooflijk goedkoop zijn wegens de geringe kosten van constructie en aanleg. En, vergetende, dat de aan den evenaar gelegen lichamen, in weerwil der zestienhonderd zes en zestig kilometer, die de dagelijksche omwenteling der aarde hen per uur doet doorloopen, nog aan de wetten der zwaartekracht onderworpen zijn; vergetende dat zij, om daaraan onttrokken te worden, een zeventien maal grootere snelheid zouden moeten hebben, beweerde hij zelfs, dat de treinen wegens de snelheid van hun loop en de afronding der aarde, neiging zouden hebben om zich daarvan volgens de raaklijn te verwijderen en enkel aan de bovenoppervlakte der buizen een lichte wrijving zouden doen gevoelen. En hieruit maakte hij de gevolgtrekking, dat zijn vinding niet verslijten, maar voor de eeuwigheid duren zou.
Dit alles kwam mij nu voor den geest.
Deze utopie was alzoo werkelijkheid geworden en deze twee ijzeren cylinders, die ik voor mijn voeten zag liggen, liepen dus onder den Atlantischen Oceaan door tot aan de kust van Engeland! Het was zoo duidelijk als de dag en toch kon ik het nog niet aannemen. Dat de buizen gelegd waren, was nog tot daartoe, maar dat men langs dezen weg kon reizen, daar kon ik niet bij.
Was het bovendien niet onmogelijk, een luchtstrooming van die lengte te krijgen?
Ik sprak deze vraag hardop uit.
‘Zeer gemakkelijk, integendeel,’ antwoordde kolonel Pierce. ‘Wij hebben daarvoor enkel een groot aantal stoomblaasbalgen noodig, overeenkomende met die in de hoogovens. De lucht wordt daardoor met een om zoo te zeg gen onbegrensde kracht teruggedrongen, en onze waggons en hun reizigers, in een vervaarlijke vlucht, met een snelheid van achttienhonderd kilometer per uur - bijna die van een kanonskogel - voortgedreven, leggen in twee uur veertien minuten de vierduizend kilometer tusschen Boston en Liverpool af.
‘Achttienhonderd kilometer per uur!’ riep ik uit.
‘Niet één minder. En dan welke buitengewone gevolgen van zulk een snelheid! Daar de tijd te Liverpool vier uur veertig minuten op den onzen voor is, zal een reiziger, om negen uur in den morgen uit Boston vertrokken, om 3 uur 54 in den namiddag in Engeland aankomen. Is zulk een dag niet gauw om? Wanneer onze trein evenwel in omgekeerde richting gaat, zal hij meer dan negenhonderd kilometer per uur op de zon winnen en bijv. om twaalf uur 's middags Liverpool verlatende, om 9 uur 34 's morgens hier te Boston aankomen, dus nog vroeger dan hij uit Engeland vertrokken was. Origineel, hé? Nog vroeger aankomen dan men vertrokken is; vlugger kan het toch niet, dunkt mij.’
Ik wist niet, wat ik er van denken moest. Had ik met een krankzinnige te doen? Moest ik daarentegen geloof slaan aan die fabelachtige theorieën, terwijl tal van tegenwerpingen in mijn geest opkwamen?
‘Welnu, het zij zoo,’ zei ik. ‘Ik wil aannemen, dat er reizigers zijn, die van uw voertuig gebruik maken en dat gij die ongelooflijke snelheid verkrijgt. Maar hoe zal het u gelukken, die snelheid tot staan te brengen? Wanneer de trein tot stilstand gebracht wordt, moet alles verbrijzeld worden!’
‘Volstrekt niet,’ antwoordde de kolonel schouderophalend. ‘Tusschen onze buizen, waarvan de een dient voor de heen-, de ander voor de terugreis, en waarin bijgevolg tegenovergestelde luchtstroomen loopen, bestaat gemeenschap aan de beide oevers. Wanneer een trein nadert, worden wij door een electrische vonk gewaarschuwd, die naar Engeland vliegt, om de kracht, die hem drijft, tot staan te brengen. Aan zich zelf overgelaten, zet hij zijn weg voort met de verkregen snelheid. maar het is voldoende een klep in beweging te brengen, om de tegenovergestelde strooming der andere buis hem te gemoet te doen snellen, die langzamerhand den gang van den trein vermindert, ten slotte als buffer dienst doet en den laatsten schok breekt Maar waartoe al die verklaringen? Is de ondervinding niet honderd maal meer waard?’
En zonder een antwoord af te wachten, greep de kolonel plotseling een kruk, waarvan het koper schitterde aan de zijde van een der buizen. Een paneel werd weggeschoven en door de opening bemerkte ik een rij bankjes, op elke waarvan twee personen naast elkaar hadden kunnen zitten.
‘De waggon,’ zei de kolonel; ‘kom laten wij er in gaan.’ Ik volgde hem gedwee en dadelijk werd het paneel weer dichtgeschoven.
Bij het licht van een Edison lamp aan de zoldering onderzocht ik nieuwsgierig de plaats, waar ik mij bevond. Niets eenvoudiger. Een lange cilinder, in vakken verdeeld, in het rond behoorlijk van kussens voorzien, en daarin een vijftigtal zetels, in vijf en twintig evenwijdige rijen twee aan twee geplaatst. Aan elk uiteinde een klep, berekend op de spanning van één atmosfeer; die van achteren liet versche lucht in, die van voren opende haar een uitweg, zoodra ze de normale drukking te boven ging.
Nadat ik eenige oogenblikken met dit onderzoek had doorgebracht, werd ik ongeduldig.
‘Welnu?’ vroeg ik, ‘vertrekken wij niet?’
‘Vertrekken!’ Maar dat is al lang gebeurd,’ riep de kolonel uit.
Zoo te vertrekken, zonder schok, hoe was dat mogelijk?
Aandachtig luisterde ik toe, en zocht een geluid op te vangen, dat mij inlichtingen zou kunnen geven. Indien wij werkelijk vertrokken waren, indien de kolonel mij niet bedrogen had, met mij over achttienhonderd kilometer per uur te spreken, moesten wij ons reeds ver van den vasten grond, onder de golven bevinden. Boven onze hoofden beurden de golven met donderend geraas haar kammen op, en misschien sloegen de walvisschen op hetzelfde oogenblik, onze lange ijzeren gevangenis voor een monsterslang van nog onbekende soort aanziende, er met hun machtige staarten tegen.
Maar ik hoorde niets dan een dof geruisch en, in mijn grenzenlooze verbazing niet kunnende gelooven aan de werkelijkheid van al wat mij overkwam, wachtte ik zwijgend de komende dingen af.
Zoowat een uur was op deze wijze voorbijgegaan, toen een plotselinge koelte aan het voorhoofd mij uit de verdooving wekte, waarin ik al dieper en dieper verzonken was. Ik bracht de hand aan mijn gelaat, het was nat.
Nat? Hoe kwam dat? Was de buis dan onder de drukking van het water - een drukking die ontzaglijk moet zijn, daar ze bij elke tien meter diepte met een atmosfeer vermeerdert - gebarsten? Zouden de golven van den Oceaan daar nu binnendringen?
Vrees beving mij; radeloos van angst wilde ik roepen, schreeuwen en..
Ik bevond mij in mijn rustigen tuin, rijkelijk besproeid door een overvloedigen regen, waarvan de zware druppels mijn slaap hadden onderbroken.
Ik was eenvoudig in slaap gevallen, toen ik het artikel las, dat door een Amerikaansch reporter was gewijd aan de fantastische plannen van kolonel Pierce, die, naar ik vrees, ook niet meer dan gedroomd zal hebben.